Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/704

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 294 —

blad van het dier te onderkennen. Zij waren zeer traag in hunne bewegingen, en niet dan bij herhaalde stoornis lieten zij zich half vliegende vallen. Welke treffende voorbeelden van het harmonisch in elkander vloeijen van het planten- en het dierenrijk!

Deze natuurwet strekt zich uit tot in den Oceaan. Eene wereld van wonderen op zich zelven, is hij in harmonie met het vasteland.

Toen ik, op mijne noodlottige te huis reize, alle mijne schatten van zeldzaamheden van allerlei aard, met zooveel moeite verzameld, te grond moest zien gaan[1], werd mijne zucht tot het onderzoeken der natuur op nieuw opgewekt bij het landen op het kleine eilandje Diego Garcia. Nimmer had ik een eiland, door de koraaldieren uit den boezem van den Oceaan opgetrokken, bezocht. Hoe dikwijls zonderde ik mij niet eenzaam af, om langs het strand te wandelen, en conchyliën, koralen, zeegewassen, en alles wat de natuur opleverde, te verzamelen, en mij tevens te verlustigen met het vreemde gezigt, dat een koraalrif, door de kristal heldere zee bedekt, oplevert.

Treffend was ook hier de harmonie tusschen de ongelijk geschapene dingen.

Het zeewater was zoo helder en doorschijnend, dat ik op eene diepte van drie voeten en meer, de kleinste bijzonderheden op den bodem zoo duidelijk onderscheidde, als of zij door geen water gescheiden waren van de plaats, waar ik bewegingloos stond.

Het was een wondervol verrassend tafereel, dat zich om mij heen van lieverlede ontvouwde. De Madreporen en andere soorten van koraalgewassen bedekten zich met fraai gekleurde, in derzelver cellen wonende dieren, als met stervormige bloemen, waardoor vroeger de graaf marsilli is misleid geworden, toen hij de koralen voor bloemdragende heesters hield, in zijn werk: De beschrijving der Zeeën. Hier en daar staken verschillende soorten van Zoöphyten hare vang-


    Fig. 6, Phasma Phyllium pulchrifolium, op Java en Sumatra voorkomende, afgebeeld. Beter nog kwamen de mijne overeen, met de Phasma in rösel Natuurl. Hist. der insecten, II D. PI. XVII, naar een exemplaar merkbaar door het droogen van kleur veranderd en in een geschrompeld.

  1. Zie mijne Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën, II Deel, bl. 172.