— 385 —
onbeduidend dat ook wezen moge, eenig blijk van welgevallen en erkentelijkheid geven, welke aandoeningen niet kunnen verwacht worden van dieren, bij de, door hen tegen hunnen aard aangeleerde vaardigheden.
De opvoeding van den idioot is derhalve geen dresseren, gelijk bij een dier plaats heeft, het is eene behandeling van eenen aanwezigen ziekelijken toestand. De vraag kan slechts zijn in hoever eene zoodanige genezing uitvoerbaar is bij het diep gewortelde idiotismus en bij de aangeboren onnoozelheid of elke andere krankzinnigheid, die uit een aangeboren gebrek in de bijzondere organen der zielsvermogens haren oorsprong heeft.
De verwachtingen moeten zich in dit opzigt als zeer gering voordoen, wanneer men let op de weinig gelukkige uitkomsten, waarmede vroeger in 't algemeen de opvoeding van onnoozele kinderen of de behandeling van krankzinnigen van lateren leeftijd beloond werd. Men begrijpt, hoe zelfs de meest ervaren geneesheeren, zoo als esquirol en guersant, langen tijd bleven twijfelen, en geen vertrouwen wilden schenken aan seguin's eerste proef eener opvoeding van eenen idioot. In welke mate de opwekking van zintuigelijke waarneming invloed uitoefenen kan op de zielsvermogens, en deze opwekking ook werken kan op de ontwikkeling van het maaksel der hersenen, daarvan heeft men zich eerst eene voorstelling kunnen vormen door in den laatsten tijd de opvoeding der idioten van de eerste kinderjaren af te beproeven. Bij den volkomen wasdom van het ligchaam hebben ook de hersenen en de schedel de grootte en den vorm aangenomen, welke zij van dien tijd af zullen behouden. Voor dat tijdperk daarentegen, en wel des te meer, hoe vroeger in de kindschheid, vertoonen de hersenen zich in hooge mate vatbaar voor eene verdere ontwikkeling. Zoo is het met gezonde hersenen gelegen, maar zoo ook nog meer met de zieke. Dan streven alle organen vooral tegen het eind der kindschheid, om den normalen omvang, den normalen vorm en bepaalde bewerktuiging te erlangen. Dit blijkt zoo zeer in de opvoeding van idioten, dat seguin bij den door hem behandelden knaap, waarvan wij boven gewaagden, den omvang des schedels na 18 maanden van 45 tot