Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/126

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 114 —

steengruis en rotsblokken tot op zeer verre afstanden vervoerd worden. Kunnen wij nu aantoonen, dat de steensoorten, waaruit de keijen onzer hooge zandgronden bestaan, volmaakt dezelfde zijn als diegene, welke elders, al is het dan ook op zeer verren afstand, geheele gebergten zamenstellen, dan hebben wij immers ook eene verklaring gevonden van hun herwaarts overkomen?

 

Bij velen zal er evenwel nog een groot bezwaar zijn in de verklaring der tegenwoordige ligging van die keijen hoog boven de zee, terwijl toch dit herwaarts overvoeren door ijs in het water heeft moeten plaats hebben. Maar wanneer men onderzoekt, wanneer deze gebeurtenis plaats gevonden moet hebben, in welk tijdperk van de geschiedenis der aarde, dan vervalt deze zwarigheid geheel.

Hoe meer men namelijk die geschiedenis van de oppervlakte der aarde leert kennen, des te meer vindt men de duidelijke bewijzen, dat elk tijdperk, vóór datgene, hetwelk door het aanwezen van den mensch gekenmerkt wordt, min of meer groote veranderingen, in de betrekkelijke ligging van zee en land, ondervonden heeft. De overblijfsels van zeedieren vinden wij immers in de leijen en zandsteenen, die de gebergten aan de Rijnoevers omstreeks Bonn en elders zamenstellen? De kalk van Visé, aan de Maas boven Maastricht, is vervuld met de afdrukken van zeedieren, en eveneens levert de kalk van den St. Pietersberg, met dien uit het Limburgsche aan den regteroever van de Maas, een verbazend groot aantal zeedieren op, van reusachtig groote zeeschildpadden en krokodilachtige dieren af, tot de allerkleinste, bijna mikroskopische koralen toe. Van soortgelijke zeedieren, van schelpen en hoorns vindt men de indrukken in den zandsteen van Losser bij Oldenzaal en in den Bentheimersteen. Vele zand- en leemgronden in België en Limburg, die boven de vorige liggen en tot een veel jonger tijdperk behooren, als ook de leem uit de omstreken van Eibergen in Gelderland, leveren haaijentanden en zeeschelpen met zeehoorns in groote menigte en verscheidenheid op. Al deze gronden liggen thans zeer ver boven de zee verheven, en behooren tot geheel verschillende tijdperken uit de geschiedenis der aarde; zoodanig zelfs, dat zij onderling geene