Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/128

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 116 —

tegenwoordig tijdperk, maar in een ander, voorafgaand, de wateren Nederland bedekt hebben, en de keijen, welke thans op onze heidevelden liggen, herwaarts overgebragt zijn. De omtrekken van de kusten waren toen geheel anders dan tegenwoordig; de bodem der wateren is hier later verrezen, of, hetgeen op hetzelfde neerkomt, elders is die bodem gezakt. Het elders voorkomen van zeeschelpen op groote hoogten, in dergelijke zand- en leemgronden met keijen, waarover wij thans spreken, levert daarvoor buitendien een onwedersprekelijk bewijs op.

 

Om nu verder eene juiste kennis van onze hooge zandgronden met keijen te verkrijgen, dient men te gaan opsporen, waar de gebergten voorkomen, de moedergesteenten, waarvan dit rotsgruis afkomstig kan zijn. Deze studie is echter slechts ten deele volbragt en nog geenszins op de hoogte dat men, met voldoende zekerheid, dienaangaande beslissen kan; zeer veel is er reeds gewonnen, doordien men thans den weg kent, die tot de waarheid leidt, en welken men slechts met volhardenden ijver behoeft te volgen, om ten laatste ook zeker het beoogde doel te bereiken. Alvorens hier mede te deelen, wat men tot dusverre van die herkomst weet, moeten wij echter meer naauwkeurig nagaan, op welke wijze deze gronden hier te lande voorkomen, wat hun uiterlijke vorm is, waaruit zij zijn zamengesteld, hoe zij ten opzigte van andere gronden liggen, en welke onderscheidingen uit die ligging en zamenstelling voortvloeijen.

Wat hier met den algemeenen naam van onze heidevelden bedoeld is, behoeft eenigzins nader uiteengezet te worden. Onder dien naam willen wij alle zandgronden van Nederland begrepen hebben, welke geene zeeduinen zijn, of in de zee bezonken zandbanken, of aanspoelsels der rivieren; terwijl er daarenboven in Limburg ook zandgronden voorkomen, die tot een ander, vroeger tijdperk behooren. Het zijn òf meer of min vlak liggende zandgronden, die slechts met kleine keitjes, ter grootte, hoogstens, van wikkenkorrels, vermengd zijn, òf meer ongelijke en zich dikwijls tot aanzienlijke heuvels verheffende gronden, menigvuldige keijen bevattende van