Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/174

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 162 —

treden als een algemeen, physisch-geographisch verschijnsel op, als een meteorologisch overgangsmiddel tusschen de hooge en lage aardgewesten. Ik vestigde alleen de aandacht op de Alpen, omdat men den hoofdvorm der gletschers en hunne grootste ontwikkeling in onze midden-europeesche Alpen vindt, alwaar de voorwaarden tot hunne voortbrenging en onderhouding, n.l. eene zamenhangende, in het sneeuwgebied reikende verheffing der aardkorst, eene laag liggende, met dalen doorsnedene grondvlakte, en een vochtig, aan nederslag rijk klimaat, zoo volkomen en uitgebreid zijn uitgedrukt.

Saussure onderscheidde twee soorten van gletschers. Die van den eersten rang bestaan uit vast, digt ijs, en strekken zich, als lange ijsstrooken, naar de zwak hellende dalen uit. Die van den tweeden rang hebben meestal eene mindere grootte, daar zij aan de steile wanden der dalen, tot aan de zijden der bergen hangen; zij bevatten los of zeer poreus ijs. Tusschen deze beide soorten zijn natuurlijk een aantal overgangen. Van eene groote hoogte bezien, schijnen de gletschers de met insnijdingen voorziene randen, of de reusachtige schulpen uit te maken van een over de bergtoppen geworpen wit kleed. Zoo bij voorbeeld hangen aan de noord-west zijde van den Mont Blanc, naar de dalen Montjoie en Chamouni, zeven, aan de zuid-oost zijde, aan den kant der dalen van Ferret en de Allée Blanche, elf grootere, en bovendien een aantal kleinere gletschers af. Van den bergstam in 't Berner-bovenland, dalen van de ijszeeën in den omtrek des Finsteraarhorns, twaalf gletschers van den eersten rang benedenwaarts. Zoo maakt bijna overal elke hooge bergmassa het middelpunt van uitstraling uit, voor een geheel stelsel van bij elkander behoorende gletschers. Ebel schat het getal gletschers op 400, dat van het geheele sneeuwgewest der hooge Alpen, van den Mont Blanc af, tot in Tyrol toe zich verspreidt. Hun vlakte-inhoud wordt op. 60 vierk. geogr. mijlen geschat.

De ontwikkeling der, gletschers hangt vooral ook van den vorm der bergen af. Overal toch hebben geweldige geologische omkeeringen en later ontstane verbrokkelingen en in elkander stortingen het gebergte de gedaante van pyramiden, getakte kammen en hoornen gegeven, waartusschen de bekken- of ketelvormige verdiepingen, bij