— 172 —
en rondom den gletscher gevonden worden. Zulke ophoopingen van steenbrokken, zulke ware steendammen, worden morainen genoemd; zij strekken zich aan alle zijden van de gletschertong uit, en omgeven haar aan alle kanten. Men onderscheidt ze in zij- of rand-, eind-, midden- en grondmorainen. Bij hare beschrijving zal groote beknoptheid in acht dienen genomen te worden.
De randmorainen vormen twee lange steenen wallen, die langs de zijden van het ijs zich uitstrekken, en dáárop, of op de wanden van het gletscherdal rusten. De gletscher brengt dien steenvoorraad gedeeltelijk uit het firngewest mede, en onderweg groeit die oogst gestadig aan. Forbes zag een zijdam van meer dan 60 el hoogte. Wijkt de gletscher terug, dat is wordt hij kleiner, smelt het ijs aan den rand weg, dan laat hij den dam vrij op zich zelven liggen. (Zie fig. 1 bij a; zij stelt eene schets voor van den vermaarden Justedalsgletscher, ten N. O. van Bergen,in Noorwegen.)
Fig. 1.
Die steenmuren zijn de meest verwarde opeenstapelingen, die men zich kan voorstellen; steenklompen van alle mogelijke grootte en gedaante, afgerond en hoekig, afgestootene, dikwerf zeer in soort verschillende rotsbrokken, zand, aarde, slijk, enz. alles ligt woest en wanordelijk zamengepakt.
De eindmorainen zijn nog grooter, dewijl de gezamenlijke bergfragmenten, die de gletscher op zijnen geheelen weg opvangt, en