Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/188

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 176 —

daar ter plaatse. (In fig. 2 kondigen de gegroefde en gepolijste steenen FF aan, dat de gletscher A zich voorheen ook daar uitstrekte; EE zijn de rotsdeelen, waarvan de groeven door het water der beek B zijn uitgewischt).

Er is dikwijls onder de natuuronderzoekers sprake geweest over de zuiverheid van het gletscherijs. Men vindt hierin namenlijk eene groote menigte van aard- zand- of andere stofdeelen; maar nimmer groote steenbrokken. Sommigen schreven vroeger aan het ijs eene bijzondere kracht toe, waarmede het na langen of korten tijd alle vreemde ligchamen uit zijnen schoot naar buiten drong. Hoe dwaas deze theoriën in dat opzigt zijn mogten, eene uitdrijving van zware ligchamen viel evenwel niet te ontkennen. Forbes verhaalt, om slechts één voorbeeld te noemen, dat eene reistasch, die op den Talèfregletscher in 1836 in eene kloof van het ijs viel, in 1846, 4300 voet verder en 1145 voet lager, boven op het ijs weder te voorschijn kwam. Martin verklaart die uitwerping op de volgende natuurlijke wijze: daar de ontdooijing van het ijs, van de firngrenzen af tot aan het einde toe, alle mogelijke diepten bereikt, alle lagen beurtelings oplost, doet zij van lieverlede ook den geheelen steen- en puininhoud voor den dag treden, naar mate de hoogere lagen opgelost zijn, en voert deze als van zelve bovenaan.

Behalve dat zand en slijk, waarmede het gletscherijs verontreinigd is, dit op den togt steeds vergezellen, zijn er nog stoffen van organischen aard, die met den gletscher in dezelfde oorden haar aanwezen ontvangen. Het is eene reeds lang bekende daadzaak, dat laag groeijende planten nog bij zeer lage temperatuur wassen kunnen. Tot op de hoogste toppen der bergen, daar waar de rotsen zich eeuwig boven het sneeuwveld verheffen, ziet men enkele met korstmossen overdekte plaatsen. Saussure maakt er reeds gewag van bij zijne beklimming van den Mont-blanc, Zumstein bij die van Monte Rosa, en dus op hoogten van 4600 tot 4800 ellen. Schlagintweit telt niet minder dan 40 tot 45 soorten van korstmossen in het hoogste firngewest. Deze organismen hebben zulk een taai en traag werkend leven, dat de enkele warme zomerdagen voldoende zijn, om onder omstandigheden, waarbij alle