Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/208

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 196 —

evenwel gevaar loopen eene inleiding te schrijven, grooter dan het stuk zelf, en toch het doel van die inleiding niet nader te komen. Dit doel is geen ander dan om bij den lezer eenige belangstelling op te wekken in het onderwerp, dat ik ga behandelen en hem er dus toe te brengen om met geduld kennis te nemen van eenige oogenschijnlijk vrij banale herinneringen en ontwikkelingen, die ik, zal ik maar eenigzins duidelijk zijn, daarbij noodig heb.

Iedereen weet, dat sommige stoffen in water oplosbaar zijn, andere niet. Suiker b.v. met eene genoegzame hoeveelheid water in aanraking gebragt, vermengt of verbindt zich daarmede zoo innig, dat het voor 't oog daarin volkomen verdwijnt. Men behoeft evenwel zulk eene oplossing van suiker slechts op eene niet te koele plaats onbedekt neder te zetten, waarbij het water langzamerhand verdampt, om te bemerken, dat dit verdwijnen slechts schijnbaar is geweest, want na eenigen tijd ziet men de suiker in fraaije kristallen, klontjes, weder in het vocht te voorschijn komen, hetgeen begint zoodra het water zoover is verminderd, dat de aanwezige hoeveelheid niet meer toereikend is, om al de suiker opgelost te houden. De ondervinding leert ook, dat dit oplossen bespoedigd wordt en dat dezelfde hoeveelheid suiker in minder water opgelost worden kan, als dit laatste verwarmd is.

Andere stoffen daarentegen zijn in het geheel niet oplosbaar in water. Een stuk krijt b.v. kan in water dagen achtereen blijven liggen, het kan daarin worden gekookt zelfs, zonder—als het water zuiver is althans—daarin eenige merkbare verandering te ondergaan. Even onoplosbaar als dit zijn alle vetstoffen. Olie, reuzel, traan, welk plantaardig of dierlijk vet men ook neme en hoe men het ook aanlegge, in zuiver water ondergaan zij geene de minste verandering. Men kan ze evenwel in water oplosbaar maken. Kookt men b.v. olie of vet met water, waarin eene genoegzame hoeveelheid voorhanden is van eene dier stoffen, die in de scheikunde onder den naam van alkaliën bekend zijn, dus in eene oplossing van potasch of soda b.v., dan vormt dit vet spoedig met het water een geheel, dat naar de verhouding der beide stoffen tot het water meer of minder vloeibaar is. Het vet is nu echter niet, als