Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/297

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 285 —

Fig. 7. Wilde kastanje
Fig. 7. wilde kastanje.
digt. Haar ontbreekt het kernachtige, ineengedrongene des eiks, de kracht en de energie van den beuk. Haar stam is lomp en kort, en vertakt zich spoedig in het oneindige in regte, dikke twijgen; hare grootste takken stijgen boogvormig opwaarts en verliezen zich insgelijks in eene eentoonige, stekelig regtlijnige kroon. In haar is niets van die lagchende vrijheid des eiks, noch van de architectonische majesteit des beuks. Haar hout is week en zacht, en in haar geheel staat zij daar, met hare ontzettende bladeren en dikke, stijve, onbevallige bloemtrossen, als eene holklinkende oostersche zedespreuk, die onzin moet zijn voor Askur's forschgespierde zonen.

Askur en Embla! Wie kent ze niet, die twee getrouwen, die in eene lang vergetene fabelleer, als de adam en de eva van het Noorden, den oorsprong gaven aan het gansche menschengeslacht? Askur en Embla, de Esch en de Els, die echt nationale boomen, niet alleen in Scandinavië en Germanië, maar ook in het woud der Batavieren, waar zij de vochtigste en moerassigste streken voor lief nemen en nog luister en afwisseling verleenen aan dien waterachtigen en terugstootenden achterhoek der Natuur!

In houding komt de esch eenigzins overeen met de wilde kastanje, vooral wat het regtlijnig omhoog schieten der takken betreft, doch forschheid en zwaarte van hout en een meer gekenmerkte stam- en kruinvorm geven den eersten den voorrang. Terwijl de kastanje reeds weinige voeten boven den grond hare stamvorming laat varen, en den stam in een oneindig woud van takken doet overgaan, behoudt de esch zijne stamvorming, in weerwil der sterke vertakking, tot op eene aanzienlijke hoogte. Daarentegen zijn de takken van den esch in het algemeen nog regtlijniger dan die der wilde ka-

19*