Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/299

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 287 —

toonigs en stokachtigs, dat slechts gedeeltelijk door eene rijkere vertakking wordt vergoed. Maar zorgt de esschentak bij het groeijen zoo langzaam mogelijk in dikte te verminderen, hij doet dit ten koste zijner zijspruiten, die veel meer dan bij andere boomen in dikte met eene vorige generatie verschillen, en wel eens slechts een vierde der dikte van den vadertak bezitten. De esschentakken zijn dus vaders, die zich te goed doen aan hetgeen zij hunnen kinderen onthouden. Onbuigzaamheid en koele hardheid kenmerken het aanzien van dezen boom, die daardoor bijzonder met het Scandinavische, en ten minste eer met het Friesche dan met het Hollandsche volkskarakter overeenstemt. Wij weten ook, dat de Scandinaviërs hem als den heiligsten aller boomen, als den grooten Ygdrasil hebben vereerd, terwijl hij bij de Germanen aan de helden des Vaderlands en bij de Grieken en Romeinen aan den krijgsgod gewijd was. Het latijnsche Fraxinus en het germaansche Ask duiden genoeg aan, dat zijn stevig hout uitnemend voor werpspiesen en al zulk moordtuig geschikt was.—En nu, zijne getrouwe vriendin, de Els. Schijnt ons de esch als uit één stuk gegoten, een boom van ijzer en staal, bij den els is alles teêr, slank, bevallig en los. Bij den esch een harde, graauwgroene, effene bast, bij den els een bruin, teeder weefsel, dat, door een fijn vliesje bedekt, liefelijk glimt en glanst; bij den esch regte, stokachtig omhoog rijzende takken, bij den els een losse, buigzame, pyramidevormige kroon; bij den esch scherpgepunte en gezaagde, dreigende bladeren, bij den els een zacht geplooid en bewegelijk loof. En als de stormwind giert over de moerassige weilanden en de els als een wanhopende met takken en twijgen hulpeloos rondslaat, dan staat de esch onbewegelijk en vast en buigt zich niet. Twee karakters—twee lijnregt uiteenloopende karakters, en toch zoeken zij elkanders nabijheid, toch worden zij in één naam genoemd. Zij zijn de man en de vrouw,—Askur en Embla.

De els wordt zelden zeer hoog of dik; met zijn twintigste jaar heeft hij zijn hoogsten wasdom bereikt; maar hij schiet spoedig op en groeit gemiddeld twee voet ieder jaar, hetgeen aanmerkelijk meer is dan bij de meeste andere woudboomen. Reeds in zijne kleinste