Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/521

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
99
OVER DE DOODE ZEE.

was zoo geweldig, dat onder anderen de steden Safed en Tiberias daardoor bijna geheel verwoest werden. Duizenden inwoners werden onder de ruïnen verpletterd. De waterbronnen werden zoo heet dat men de hitte met geen gewonen thermometer bepalen kon, en gaven daarbij eene buitengewone massa water op. Hier en daar zouden zelfs vlammen uit de aarde zijn losgebarsten. Alle deze verschijnselen te zamen genomen stellen de vulkanische gesteldheid dezer streken boven allen twijfel.[1]

Maar van het hoogste belang voor de geologische kennis dezer bergen is de steenzoutformatie, die men op verscheidene plaatsen rondom de zee en wel inzonderheid bij de steenzoutbergen van Sodom aantreft. Wij hebben straks reeds melding gemaakt van zoutkristallen en steenzoutbrokken, die op den bodem der Doode zee worden aangetroffen. Maar ook op vele plaatsen rondom haar, zoowel aan de oost- als westkust, treft men zoutlagen aan, die wel niet bloot als eene oplossing van nabij zijnde steenzoutbergen kunnen beschouwd worden, maar op eene eigene steenzoutformatie heen wijzen.[2]

Deze steenzoutformatie bereikt hare hoogste ontwikkeling in den zoutberg van Sodom of Usdum, zoo als hij tegenwoordig heet. Hooren wij, hoe robinson ze ons uit eigene aanschouwing beschrijft. "De gansche massa des bergs is een vast ligchaam van steenzout. De bergrug is in 't algemeen zeer oneffen en met scherpe spitsen bedekt, bij eene hoogte, die tusschen 100 en 150 voet afwisselt. Hij is wel met lagen van krijtachtigen kalksteen of mergel bedekt, zoodat hij het aanzien van gewone aarde of rots heeft; echter breekt de zoutmassa zeer dikwijls door en vertoont zich aan de zijden van den 40 of 50 voet hoogen en vele honderd voet langen, steilen rotswand als zuiver gekristalliseerd steenzout. Waar het zout zoo voorkomt, is het overal meer of min van den regen met voren ingesneden. Overal lagen groote, van boven afgebrokkelde klompen als rotsblokken langs den oever. Zelfs de steenen onder onze voeten waren zuiver zout. Dit karakter behoudt de berg meer of minder duidelijk


  1. Ritter, Erdkunde, XV, 1. bl. 305.
  2. Ritter, XV, 1, bl. 688.