Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/569

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
145
DE MONDEN DER RIVIEREN.

van de delta is mede een noodzakelijk gevolg van de door eb en vloed bewerkte stroomen en tegenstroomen. Een boomstam, die dwars in een riviertak liggen blijft, geeft bij den Ganges vaak aanleiding tot de vorming van eene bank en eene geheele verandering in den loop van de rivier. Ook van zulke veranderingen zouden wij vele in onze vaderlandsche delta kunnen aanwijzen, en wij zien dus reeds bij voorbaat, dat de vorming van Nederland tot de zaamgestelde verschijnselen moet gerekend worden.

 

 

Rigten wij onzen blik naar het kaartje van Nederland, waarop wij zoowel den vroegeren vorm als de tegenwoordige gedaante des lands zien voorgesteld, zoo kunnen wij daarin de volgende hoofdtrekken onderscheiden. Aan de zuidelijke en zuidoostelijke grenzen des lands treffen wij de lagen en rotsen aan, die vóór de vorming van de delta reeds aanwezig waren.[1] (Zie de teekens, waardoor de onderscheiden gronden zijn aangeduid, onder aan den voet der kaart).

In het gebied van België en Duitschland vinden wij die oudere vormingen eerst in groote massa onbedekt voorhanden; bij ons zijn het slechts enkele plaatsen, zoo als de St. Pietersberg bij Maastricht en eenige heuvelen aan de Westphaalsche grenzen, waar wij die oude vormingen (welke trouwens zelve onderling nog in betrekkelijken ouderdom verschillen) aantreffen; maar onder onzen bodem kunnen wij haar door boringen bereiken, en bij de boring van den Gorinchemschen put heeft men een niet onaanzienlijk gedeelte daarvan teruggevonden. Het is de oude zeebodem, waarop de latere gronden zijn afgezet, dien men aldaar op eene diepte van 120 ellen heeft aangetroffen. Op dezen ouden zeebodem zijn het eerst die lagen afgezet, welke wij vloedgronden noemen, in het dagelijksche leven meer als heide- of zandgronden bekend. Zij beslaan het witte gedeelte van onze kaart, en werden onder alle jongere gronden teruggevonden. Raadselachtig is nog in vele opzigten hunne vorming, en wanneer ons bestek en ons doel ons daarvan niet terughield, zouden wij lang over

  1. Aan den sedert eenige maanden in Italië vertoevenden schrijver is de redactie verschuldigd hierbij te voegen, dat haar dit stuk is toegezonden vóórdat Dr. Starings werk; de Bodem van Nederland verschenen was.