vervangen. Het was een deugdelijk maar een kostbaar middel. Men vindt aangeteekend, dat die steenen glooijingen alleen aan NoordHolland ƒ 5,600,000 bij hunnen eersten aanleg gekost hebben. Voorwaar een welsprekend cijfer voor hen, die de grootte van een gevaar afmeten naar het getal guldens dat het kost om het te keer te gaan. Doch het was toen ook voor goed afgewend en het tegenwoordig geslacht plukt nog heden ten dage de vruchten van de opoffering, die zich destijds onze vaderen getroost hebben. Wel verspreidde zich in 1760 de mare, dat zelfs die steenen dammen niet veilig waren, want dat men ook daarin boorgaten ontdekt had, door eene andere soort van schelpdieren, de Pholaden gemaakt, maar het bleek tevens spoedig, dat de daardoor aangerigte verwoesting van geringe beteekenis was, vergeleken met die door de gevreesde paalwormen. En, wanneer wij nu hierbij voegen, dat men, door de schepen met een koperen huid te bekleeden, ook deze gevrijwaard heeft tegen den aanval van dieren, welke menig schip in korten tijd zoo doorboorden dat het geen zee meer kon bouwen, dan zien wij ook hier weder een nieuw bewijs van het vermogen des menschen, om door zijn verstand de natuur te beheerschen, en dat hij, bij zijnen gestadigen strijd met haar, vaak als overwinnaar uit het strijdperk treedt.
Doch al moge ook het gevaar zijn afgewend, al hebben noch schepen noch dijken, wanneer de eersten voorzien zijn van hun metalen, de laatsten van hun steenen pantser, iets meer te vreezen van de magtelooze pogingen dezer dieren tot slooping van zeekasteelen en zeeweringen, toch verwijlt de natuuronderzoeker met eenen belangstellenden blik bij deze kleine schepselen, die zoozeer het bewijs leveren van de stelling: dat door vereeniging van krachten ook het kleine magtig wordt.
Hoe kunnen zulke teedere dieren zoo diepe gangen boren in het hardste hout? Hoe kunnen andere zich holen maken in steenen en rotsen? Ziedaar vragen, bij welker beantwoording wij in de volgende bladzijden zullen stil staan. Die vragen zijn namelijk reeds van ouds gedaan en op zeer verschillende wijzen beantwoord, maar eerst in den laatsten tijd is men daaromtrent tot meerdere eenstemmigheid gekomen.