Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/76

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 64 —

lang en 30 mijlen breed, en strekt zich westwaarts uit naar de donkere reeks van bergen, die men de Black Hills noemt. Zijn laagst gelegen gedeelte bevindt zich omstreeks 300 voeten onder het algemeene oppervlak van het omringende land en bestaat uit eenen bodem, welke overeenkomt met dien van den hooger gelegen grond, waarop eenige spaarzame grasplanten groeijen.

Met het omliggende land bieden de Mauvaises terres echter de sterkste tegenstelling aan. Van de eentoonige, geenerlei afwisseling opleverende opene prairie, daalt de reiziger plotseling honderd of tweehonderd voet naar beneden, in een dal, dat er uitziet, als of het uit de daaraan grenzende wereld is weggezonken, terwijl over de geheele oppervlakte duizenden van steile, onregelmatige, prismatische zuilen zijn blijven staan, dikwijls van boven bedekt met even onregelmatige pyramiden en zich verheffende tot eene hoogte van een- tot tweehonderd voeten of meer.

Zoo digt staan deze natuurlijke torens zamengedrongen op de oppervlakte dezer buitengewone streek, dat de reiziger zijnen weg moet zoeken door eenen doolhof van diepe en naauwe doorgangen, niet ongelijk aan de naauwe onregelmatige straten en stegen van de eene of andere zeer oude stad in Europa. Op eenen afstand gezien, nemen de rotsige zuilen in hunne eindelooze opeenvolging inderdaad het voorkomen aan van door kunst opgerigte gebouwen van grooten omvang, voorzien van al de daarbij behoorende kasteelen en torentjes, boogpoorten en pilaren, koepeldaken en steil omhoog stijgende torenspitsen. Schier zoude men wanen, dat men de eene of andere prachtige stad der dooden naderde, waar de arbeid en het genie van een lang vergeten volk eene menigte gedenkteekenen van kunst en vlijt heeft achtergelaten.

Daalt men echter van de hoogte af, en treedt men dit uitgebreide doolhof binnen, en beschouwt men deszelfs zamenstellende deelen van naderbij, dan maakt de door den afstand te weeg gebragte gezigtsbegoocheling plaats voor de werkelijkheid van het tooneel. De kasteelen en torens, die de verbeelding had voorgetooverd, verdwijnen, en, waar het oog heenblikt, ontwaart het niets dan naakte, doode rotswanden.