Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
170
HET LEVEN DER PLANTEN ALS NATUURDRIFT.

een hunner, de Parmelia Saxicola is de rampzalige souffre-douleur, die bij deze onderlinge geschillen steeds het veld moet ruimen. Dergelijke voorbeelden zijn er in het plantenrijk meer.

De natuurdrift, de monarch, die in elke plant zich zoo invidueel zoo geweldig doet gelden, is echter zelf wederom verantwoording verschuldigd aan eene hoogere magt, eene grondwet, waarnaar het leven van elke plant zich rigt.

De uitingen der natuurdrift bij ons wijzen ons eene plaats onder de dieren aan, zij het dan de hoogste. Maar die uitingen bakenen in hare eigenaardigheid te gelijk de grenzen van die standplaats af: zij zijn de kenmerken van ons geslacht(genus) en van onze soort (species). Zoo ook is het leven der plant een geslachtsleven, en het geslacht, waartoe de plant behoort, is hare grondwet, waarnaar zij al hare bewegingen en vormen voegen moet. Haar bestaan is eindig: zij ontkiemt en verwelkt en er blijft niets van hare persoonlijkheid over. Maar haar geslacht is eeuwig en herschept zich onophoudelijk in nieuwe wezens, ten minste, zoolang deze periode der aarde zal voortduren. Voor duizenden van jaren aten de menschen brood van de tarwe, die zij gezaaid hadden. Duizende malen zijn de tarweplanten gemaaid en gedorscht, en het tarwegeslacht blijft bestaan en voedt ons nog. Daarom zal de plant niet alleen voor eigen leven en zelfbehoud zorgen, maar ook voor de instandhouding van hare soort, en vooral van haar geslacht. De zucht naar voortplanting, bij de dieren zoo in het oog loopend, bij den mensch het grootste kenmerk zijner dierlijkheid, maakt een voornaam deel uit van het leven en de organisatie der plant. Haar geheele wezen is voortplanting; haar naam reeds verraadt dat wezen. Haar groei is slechts eene voortplanting harer cellen, die nieuwe cellen te voorschijn brengen. Bij de wieren, de schimmels vormen zich eigenaardige groepen van cellen, die later als kiemkorrels aan nieuwe individuen het aanzijn geven. Bij de mossen en varens worden deze cellen reeds in meer afgezonderde organen gevormd, en bereiken daar eene zekere volkomenheid, als ze de moederplant verlaten.—Het laatste en volmaaktste voortbrengsel van de hooger georganiseerde planten is het zaad. Zigtbaar streven deze door het gansche tijdperk van haren eersten groei naar het ideaal harer