Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/218

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
192
EEN BLIK UIT ZEE.

wit nog schitterender maakte.—Oogenblikken als deze wekken den zeeman op, en verzoenen hem met de ontberingen, aan zijn vak verbonden; want hij alleen kan soms zulk een natuurverschijnsel zien.

Onze passagier aan boord beschrijft den indruk als volgt: "Wij zagen ten half zes uur de bergspitsen des eilands op enkele plaatsen met sneeuw bedekt, die in de oprijzende zon als diamanten flikkerende een onbegrijpelijk schoon schouwspel vormde. Tegen zes uur zagen wij een van hagel zwanger wolkgevaarte op de hoogste toppen en bergruggen aangieren, op dezelve breken en neerstooten—geheel bedekken en—met het zonlicht, de donkere rotstinten en gekleurde bergwanden—de allerprachtigste kleurschakeringen voor onze oogen daarstellen."

"Het scheen ons niet toe, dat er eenige vegetatie aan deze zijde des eilands bestond; ten minste konden wij met het gewapende oog op den korten afstand, waarop wij ons bevonden, geen boom of kruid ontdekken. Een groote ronde heuvel bij den noordwesthoek bleek met roode aarde, en de rotsbrokken der westelijke zijde meest met groen mos bedekt te zijn.

"Ik houd het voor zeker, dat er ankergrond bij het eiland zal gevonden worden. In de omstandigheden evenwel, waarin ik mij bevond, namelijk met eene zuidwestelijke deining, ongelijke koelte en zeer dreigende lucht, mogt ik geen tijd opofferen, maar zorgen mij hoe eer hoe beter van het eiland te verwijderen.

"Toen wij den zuidoosthoek van het eiland ten noorden van ons hadden, kwam de wind plotseling dóór van het O.Z.O. en joeg een lucht of nevel over het eiland gelijk een dik gordijn, dat het schoone natuurtafereel aan onze oogen onttrok.—Toen wij ons digt onder het eiland bevonden, werden wij bezocht door eene soort vogels als onze Hollandsche raven, maar niet zoo zwart. Zij houden zoo wat het midden tusschen deze en duiven, waren in grooten getale en schenen een gevecht aan onzen topvleugel te willen leveren. In de nabijheid des eilands krioelde de zee van eene soort van visch of springende bonite (op Java genaamd Ikan Foenkol)."

V. G.