Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/356

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
328
DE BOSCHEN EN HUN INVLOED OP DEN

en 1926 voor die der partikuliere grondbezitters. De geheele som bedroeg nog niet 18 van de oppervlakte van Frankrijk.

Tijdens de revolutie werden de kloostergoederen verkocht, vele landeigendommen van uitgewekenen verbeurd verklaard, en onderscheiden domeinen van den staat omgehakt, zoodat de hoeveelheid van opgaand hout in weinige jaren aanzienlijk verminderde. Hiermede schijnen de opgaven, die onder het keizerrijk gegeven zijn, eenigermate in strijd, welke eene oppervlakte van 2946 vierkante mijlen als met bosch bedekt aangeven. Wanneer men echter in het oog houdt, dat Frankrijk toen eene oppervlakte van ongeveer 32.000 vierk mijlen bezat, aangezien België, de Rijnstreken, de Zee-Alpen en Savoye daarbij behoorden, dan blijkt het, dat in 1804 slechts 110 met bosch bedekt was.

Nadat Frankrijk in 1815 zijne oude grenzen terug ontvangen had, bleek het, dat er van de 3.337 mijlen, vóór de revolutie aanwezig, slechts 2.213 over waren. Op diezelfde wijze voortgaande, zou er geene halve eeuw noodig zijn, om al het hout in Frankrijk te doen verdwijnen.

Engeland levert welligt nog sterker bewijs van het verminderen der bosschen, hoewel de oorzaken daarvan niet zoozeer in den vernielenden arm der revolutie, als in de steeds vermeerderde behoeften der toenemende bevolking moeten gezocht worden. Ik heb reeds opgemerkt, dat in de 11de eeuw, behalve de natuurlijke wouden in Engeland, geheele landstreken aan den akkerbouw onttrokken en tot bosch aangelegd werden. Van lieverlede zijn echter al deze bosschen weder verdwenen, en van de 69 wouden, die Engeland bezat, waren volgens moreau de jonnès, in 1825, slechts 4 meer overig, Windsor, Dean, Sherwood en New Forest en slechts 123 van de oppervlakte was daar met hout bezet.

Keeren wij nu tot ons vaderland terug, en onderzoeken wij, hoe het bij ons in vroeger tijd met de bosschen gesteld was, dan vinden wij, dat het thans daaraan zoo arme Nederland vroeger zeer boschrijk is geweest. Er zijn onderscheiden getuigenissen van oude schrijvers, die ons dit aantoonen kunnen, wanneer niet de namen van zoovele plaatsen, die op Wold of Woud, Holt of Hout uitgaan, ons reeds daaraan her-