Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/358

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
330
DE BOSCHEN EN HUN INVLOED OP DEN

oorkonden waarschijnlijk gemaakt. Althans men had in de middeleeuwen nog onderscheiden Foreesten[1], jagtvelden of wildbanen in ons land, die waarschijnlijk grootendeels uit bosch bestaan hebben. Zoo werd in 969 de Foreest Wasda door den Frankischen koning lotharius II, aan dirk, graaf van Holland, geschonken. Evenzoo waren niet alleen de Veluwsche hoogten, maar ook Hollands duinen met digte bosschen bezet, waarin de graven en edelen hunne jagtvermaken en wedstrijden hielden.

Van die vorige boschrijkheid van ons land vinden wij, gelijk gezegd is, thans niets meer. De oorspronkelijke bosschen en moerassen van Nederland zijn, op eene enkele uitzondering na, verdwenen, en wanneer men thans ons land doorzoekt, dan vindt men op de onbewoonde streken slechts heidevelden of veenen en zandgronden. Men zou dus kunnen twijfelen aan de juistheid der berigten van vroegere schrijvers, wanneer niet gelukkig onze bodem nog onder den grond de krachtigste bewijzen voor dien weligen houtgroei van de verloopen eeuwen opleverde. Wij vinden op vele plaatsen nog de overblijfselen van die bosschen in ons vaderland, in de reusachtige boomstammen en wortels, welke uit den grond opgedolven worden.

Gelijk bekend is, worden in ons vaderland, even als in Ierland, in het noorden van Duitschland en op de Deensche eilanden, vele veenen aangetroffen, die men naar hunne hooger of lager ligging, in hoog en laag veen onderscheidt, en waarover in een der vorige jaargangen van dit Album opzettelijk gehandeld is. Die veenen nu zijn uit bosschen ontstaan en uit de bestanddeelen daarvan opgebouwd. De afgestorven of omgewaaide boomen hebben gedurende vele eeuwen de veenmassa vermeerderd en hunne stammen en wortels daaronder bedolven en weldra dieper en dieper zakkende, zijn daarin tot op heden bewaard, voor zoo verre zij niet door de bewoners dier streken voor brand- en timmerhout reeds gebezigd zijn. Dit hout is bij ons algemeen bekend onder den naam van kienhout.

  1. Volgens bilderdijk, even als forêt, van fur, d.i. een denneboom. Hiervan ons vurenhout zoo genoemd. Foreest is dus vurenbosch. (Hiervan ook de namen v. de Vuursche, Voorst af te leiden.). In de middeleeuwen was Foreest meer eene voor de jagt geschikte plaats, wildbaan b.v. Zie acker, stratingh t. a. pl.