Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/84

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
58
DE KAMELEON.

eene vensterruit treft, waarop eene vlieg zit, de daardoor veroorzaakte slag zoo hard is, dat men er van schrikt, omdat men van een zoo klein dier niet zooveel kracht zoude verwacht hebben.

Met dezelfde snelheid, waarmede de tong uitgestooten wordt, wordt zij ook weder teruggetrokken, en voert zij den buit, die in de kleine trechtervormige holte aan het vooreinde bevat is, in den mond. Deze terugtrekking geschiedt door spieren, die in eene overlangsche rigting in den vliezigen koker bevat zijn. Wanneer de tong in den mond in rust ligt, dan liggen deze spieren in plooijen te zamen gevouwen. Zij gedragen zich lijdelijk tijdens het vooruit schieten van het orgaan, maar trekken zich zamen, wanneer dit het verste punt bereikt heeft en doen het weder op zijne vroegere plaats terug keeren.

Thans nu wij weten, dat de Kameleon in het bezit is van zulk een vangwerktuig, waarmede zich onder de menschelijke wapentuigen slechts de bola der Zuid-Amerikaansche Gaucho's laat vergelijken, zal het ons niet verwonderen, waarom hij zich zoo rustig houdt en geduldig wacht totdat een zijner slagtoffers onder het bereik van zijn wapen komt. Schier de eenige reden, welke hem kan nopen den boomtak te verlaten, waarop hij plaats heeft genomen, is dorst. Wel is waar drinkt de Kameleon weinig, maar toch van tijd tot tijd gevoelt hij behoefte daaraan, en dan is het weder zijne tong, welke hem dient om het water, dikwijls slechts eenige weinige daauwdroppels, in zijnen mond te brengen.

Uit het gezegde blijkt genoegzaam, dat de Kameleon, in weerwil zijner traagheid, toch een gevaarlijk vijand is voor de oneindig vluggere, zich des verkiezende in snelle vaart door het luchtruim bewegende insekten. Maar, even als de faam gewoonlijk deugden of ondeugden vergroot, zoo heeft zij ook aan den Kameleon eigenschappen toegedicht, die hij in waarheid niet bezit. Oudere schrijvers hebben namelijk beweerd, dat de Kameleon ook het vermogen zoude hebben om naar willekeur de kleur aan te nemen van den grond, van den boom, van den tak, van de bladeren, met één woord van de oppervlakte, waarop hij zich ophoudt, en het is inzonderheid aan dit ingebeelde vermogen, dat de Kameleon zijne meer algemeene bekendheid verschuldigd is. Doch ofschoon dit willekeurige, zich zelf bewuste veranderen der kleur eene fabel is, zoo is het aan de andere zijde ook