Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/856

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
328
DE TWEE GEWIGTIGSTE NEDERLANDSCHE

het groote voordeel van beelden te doen ontstaan, die geen gekleurde randen hebben en daardoor veel scherper zijn, dan die, welke door gewone glazen lenzen zijn gevormd. Echter kent men thans ook een middel om deze gekleurde randen te doen verdwijnen, daarin bestaande, dat men de voorwerplens zamenstelt uit twee lenzen, die elk uit eene eigene glassoort zijn vervaardigd. Zulke lenzen noemt men dan "achromatische" d.i. kleurschiftinglooze. Door twee of drie zoodanige achromatische lenzen tot een stelsel te vereenigen, kan de scherpte en helderheid van het daardoor gemaakte beeld in een mikroskoop nog meer verbeterd worden. Eindelijk bezigt men, in plaats van een enkel oogglas, twee lenzen, die vereenigd werken, of ook drie of vier, wanneer men namelijk, zoo als in een gewonen verrekijker voor aardsche voorwerpen, deze in hunne ware rigting en niet omgekeerd wil zien.

 

Daar het geenszins mijn oogmerk is hier de theorie van verrekijkers en mikroskopen uiteen te zetten, maar alleen aan den in natuurkundige zaken geheel ongeoefenden lezer eenig denkbeeld te geven van hunne inrigting en van de wijze, waarop zij werken, zoo moge deze zeer oppervlakkige beschouwing voor ons doel voldoende zijn. Daaruit toch blijkt, dat de eerste stap, die eenmaal tot de uitvinding van deze en vele andere optische werktuigen zoude leiden, moest bestaan in de vervaardiging van bolle en holle lenzen uit glas of eenig ander doorschijnend ligchaam.

Zien wij derhalve wat de geschriften en overblijfselen der oudheid leeren aangaande den eersten oorsprong dezer kunst.

 

 

De kunst om lenzen te slijpen is hare geboorte verschuldigd aan eene veel vroegere kunst, waarvan de oorsprong zich geheel in den nacht der oudheid verliest. Die kunst is het steenslijpen in het algemeen. Reeds aan de oudste Oostersche volken, waarvan de geschiedenis gewaagt, alsmede aan de Egyptenaars en Phoeniciërs bekend, ging deze kunst later ook over naar Griekenland en Italië. Nog worden de Intagli en Cameën, die het voortbrengsel eener kunst-