Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/866

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
338
DE TWEE GEWIGTIGSTE NEDERLANDSCHE

doorsnuffelde allerlei geschriften, doorreisde een groot deel van Europa, onderhield eene zeer uitgebreide briefwisseling met alle toen levende geleerden, die eenige aanspraak op natuurkennis maakten, en zoo verzamelde hij, zonder daarbij eenige kritiek aan te wenden, een groot aantal van recepten of voorschriften, die hij uitgaf in een boek, getiteld: Magia naturalis (Natuurlijke Tooverkunst), en waarin het thans moeijelijk is te onderscheiden wat aan porta zelven toekomt en wat door hem aan anderen ontleend is. Zelden heeft een boek grooter debiet gehad dan dit. Zoowel van de eerste uitgave in vier, als van de latere in twintig boeken bestaan een zeer groot aantal drukken en bovendien overzettingen in schier alle Europesche talen en zelfs in het Arabisch. En geen wonder! Elk was verlangend daaruit te leeren, hoe men den steen der wijzen en het levenselixir maken of onedele metalen in goud veranderen kon, en vele andere verborgen kunsten meer. Echter moet men erkennen, dat te midden van het kaf ook niet weinige goede korrels voorkomen. Inzonderheid geldt dit van de uitgave in twintig boeken, waarmede wij hier alleen te doen hebben, en waarvan de eerste druk in 1589 te Napels verscheen. In het 17de boek, hoofdstuk 10, spreekt de schrijver eerst over de wijze om met eene lens verwijderde voorwerpen als nabij te zien. "Dit kan geschieden," zegt hij, "door u achter eene lens te plaatsen, want alle verwijderde voorwerpen zullen dan grooter en gevolgelijk meer nabij schijnen; zoo kan men zelfs op eenen afstand van twintig schreden eenen brief lezen, vooral als de lens schuins gehouden wordt, waardoor de letters zich nog grooter vertoonen." Hiermede wordt blijkbaar alleen bedoeld, dat men voorwerpen, die men niet meer met het bloote oog herkennen kan, nog zal kunnen zien, wanneer eene lens (ligt daarvoor geplaatst is, waardoor zij, ook op eenigen afstand, vergroot en dus gemakkelijker zigtbaar worden. Doch nu gaat de schrijver voort en zegt: "Indien men het verstond de lenzen te vermenigvuldigen, dan aarzel ik niet te gelooven, dat men op honderd schreden afstands de kleinste letter zoude onderscheiden, in dier voege, dat van de eene lens aan de andere de letters grooter zouden worden overgegeven...... Hij, die dit op de regte wijze wist in te rigten, zoude geen gering geheim ontdekt hebben." Vervolgens doet hij