Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/890

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
358
DE TWEE GEWIGTIGSTE NEDERLANDSCHE

1618. Toen had hij (de getuige zelf) met zijn vader zacharias het maaksel en de zamenstelling der lange kijkers uitgevonden, waarvan men nu nog gebruik maakte om des nachts naar de sterren en de maan te zien."

Tusschen dit getuigenis en den brief van boreel bestaan verscheidene tegenstrijdigheden, waarvan de geringste is, dat joannes zachariasz. geheel zwijgt van zijnen grootvader. Maar terwijl boreel het jaar 1610 noemt als datgene, waarin de vervaardiging van kijkers om de hemelligchamen te beschouwen het eerst zoude geschied zijn, wordt door johannes het jaar 1618 als zoodanig genoemd, waarbij hij tevens van zich zelven als mede-uitvinder spreekt. Bovendien zwijgt de getuige geheel van de uitvinding van het mikroskoop, terwijl toch uit den brief van boreel blijkt, dat zijn vader en grootvader dit werktuig lang voor den verrekijker hadden uitgevonden.

Er bestaat slechts één middel om deze schijnbare tegenstrijdigheden op te lossen. Uit den geheelen inhoud en den titel van het geschrift van borel ziet men, dat het voorname doel daarvan was om aan te toonen, door wien de verrekijker was uitgevonden. Van het mikroskoop wordt alleen als in het voorbijgaan, namelijk in den brief van boreel, gewag gemaakt. Bij de in geregtelijken vorm afgevraagde getuigenissen werd daarvan met geen woord gesproken. Nu was de getuige johannes zachariasz. in 1655 twee en vijftig jaren oud; hij was dus in 1603 geboren, derhalve dertien jaren nadat de eerste uitvinding zoude geschied zijn. Aangenomen nu dat er in dat jaar 1590, volgens de in zijne familie bestaande overlevering, werkelijk een optisch werktuig is uitgevonden, dan mag men met eenigen grond vermoeden, dat hier eene verwarring ontstaan is, en dat dit werktuig niet de verrekijker, maar het zamengesteld mikroskoop is geweest. Dit zoo zijnde, strookt zijn getuigenis geheel met dat bevat in den brief van den twaalf jaren ouderen boreel, die den vader en grootvader goed gekend heeft, en volgens wien het mikroskoop lang voor 1610 uitgevonden was, terwijl bovendien de door dezen opgegeven lengte van het werktuig en zijne mededeeling, dat eerst Prins maurits en later Aartshertog albert er een van de uitvinders ten geschenke ontvingen, daarmede geheel in overeenstemming zijn.