Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/904

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
372
IETS OVER REUZEN.

treft, vindt men ook de menschen langer van statuur; de Polen, Lijflanders, de bewoners der Ukraine en van het zuidelijke gedeelte van Zweden, de Denen, Pruisen, Saksers en Schotten zijn kloek van gestalte. Dat eenvoudigheid van levenswijze en onbekendheid met de verslapping der weelde veel toebrengen tot het ontwikkelen van eenen krachtigen ligchaamsbouw, bewijzen de getuigenissen, die de Romeinsche schrijvers[1] geven aangaande de oude Germanen en Galliërs, welke zij als bijzonder groot van gestalte en forsch van ligchaamsbouw beschrijven. Meer naar het zuiden neemt de middelbare lengte van den mensch weder af; de Franschen, Spanjaarden, Italianen en Grieken bereiken in den regel de statuur van de kustbewoners der Oostzee niet, en wanneer men nog meer naar het zuiden afdaalt, neemt de lengte van den mensch althans niet toe. De Soedaneezen, zoowel die van den stam der Foelbe's of Fellata's, als de Haussa's en Sonrhay's, in de binnenlanden van Afrika, worden door den laatsten reiziger in die oorden, die ook vele streken bezocht heeft, waar nooit een Europeaan zijnen voet zette, Dr. barth, eer tot de kleine, dat tot de groote menschen gerekend, ofschoon het meten van eenen inlander hem eens geweigerd werd. Ook onder andere graadlengten vindt men hetzelfde. De Siberiërs zijn klein, de Tibetanen kloek, en in China zijn de bewoners der noordelijkste provinciën veel langer en sterker van ligchaamsgestalte dan die in het midden en zuiden des rijks. In Amerika heeft hetzelfde verschijnsel plaats, en dat zoowel in Zuid- als in Noord-Amerika. Het zuidelijke halfrond bevat veel meer zee en is dus veel minder bewoond dan het noordelijke; niettemin bevestigt het zich ook daar, dat groote hitte en groote koude niet bevorderlijk zijn aan de ontwikkeling van den menschelijken ligchaamsbouw, doch dat de koudste landen de kleinste menschen hebben, terwijl in die streken, welker algemeene temperatuur een weinig beneden de gemiddelde der gematigde aardgewesten is, de langste menschen wonen. De berigten der oudere zeevaarders magellaan, pigafetta, sarmiento, candish, hawkins, van noort, spilbergen en anderen aan-

  1. Zie o.a. caesar, De bell. Gall., L. II, c. 30; columella, De re rust, L. III, c, 8; pomponius mela, De situ orb., L. III, c. 3; quintilianus, Deelam. 3; juvenalis, Sat. 5 enz.