Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/188

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
162
OVER DE NOORDPOOLREIZEN IN DE LAATSTE JAREN.

van zes maanden eene avondschemering van 53 dagen. Daarop volgt een duistere nacht van 2½ maanden, waarna weder eene lange morgenschemering het aanbreken van den langen dag aankondigt.

Door de eigenaardige verhouding, waarin de poolgewesten tot de zon, de bron van alle licht en leven op onze aarde, geplaatst zijn, verkrijgt de geheele toestand der natuur in die gewesten eene gedaante, geheel afwijkend van die, welke plaats heeft onder hemelstreken, waar het geheele jaar door dag en nacht met elkander afwisselen. De koude bereikt daar in den winter eene ontzettende hoogte. Eene ontzaggelijke massa ijs hoopt zich gedurende dien tijd in de poolzeeën opéén. De schuins invallende stralen van de zon gedurende den langen zomerdag zijn niet in staat deze geweldige massa's geheel te ontdooijen, zij strekken alleen om de ijsmassa weeker en losser te maken en zoo eindelijk te verbrokkelen. De diep ingevroren aardkorst op de eilanden van den noordpoolarchipel wordt alleen aan hare oppervlakte eenigermate ontdooid en kan daarom zelfs in den zomer slechts flaauwe sporen van plantengroei voortbrengen. En naauwelijks heeft de zomer begonnen aan de ontzaggelijke ijsgevaarten te knagen en den grond voor de zonnestralen te openen, of daar vangt al spoedig weder de lange winter aan, die het los en week geworden ijs weder vast maakt en op de reusachtige grondslagen van vroegere winters den eindeloozen ijsbouw voortzet.

Zoo worden daar zonder ophouden winters aan winters geknoopt en ijsmassa's op ijsmassa's gestapeld—en gewis zoude reeds lang de geheele Noordpoolzee tot een enkelen ijsklomp verstijfd zijn, indien niet de vaste stroomingen der zee zulks verhinderden. De zoogenaamle golfstroom, die van de golf van Mexico uit langs de kust van Noord- Amerika henen stroomt, zich dan oostelijk tusschen IJsland en de Hebridische eilanden door langs Noorwegen tot aan Nova-Zembla uitstrekt, stort in den winter eene onmetelijke massa door de keerkringszon verwarmd water in de IJszee uit. Als in het voorjaar de groote rivieren van Azië en Amerika hare watermassa's aan de Noordpoolzee afgeven, vangt van de noordkust van Azië een tegenstroom aan, die over den noordpool henen zich langs Groenland en Spitsbergen en door de zeeëngten van den Noordpool-archipel uit-