Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/212

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
186
OVER DE NOORDPOOLREIZEN IN DE LAATSTE JAREN.

ges van wellington, smith en jones onderzocht hebben, komen daarin overeen, dat het zeeëngten zijn, die in eene groote zee uitmonden. Dit was ook parry's overtuiging, toen hij in 1827, over het ijs ten noorden van Spitsbergen tot op 82 graden doordrong en daar eene opene zee ontdekte. Scoresby sprak dit reeds voor veertig jaren als zijne overtuiging uit.

Op zichzelf was dit ook niet onwaarschijnlijk. Eene zeer diepe zee, die door stroomingen bewogen wordt, kan niet geheel bevriezen, hoe streng de koude ook zijn moge. Tusschen de eilanden in dien doolhof van kanalen en zeeëngten hoopt de ijsmassa zich geweldig opéén; maar op de vrije zee, waar magtige stroomingen eene gedurige circulatie in stand houden, is eene volkomene ijswording niet denkbaar. De Poolzee toch ontvangt jaarlijks eene ontzettende watermassa uit de groote rivieren van Azië en Noord-Amerika, die in de IJszee uitstroomen. Deze waterontlasting heeft alleen dan plaats, als de geweldige sneeuw- en ijsmassa's der rivieren ontdooid zijn. Het waterbekken van de Poolzee wordt daardoor opgehoopt vol water en tracht zich te ontlasten in de zuidelijk gelegen zeeën. Dit geschiedt door de Behringstraat, door den archipel boven de Baffins- en Hudsonsbaai en tusschen Groenland en Noorwegen door. Gedurende den zomer heeft de stroom eene rigting van het zuiden naar het noorden. Uit dit alles blijkt, dat het bekken van de noordelijke IJszee het middenpunt zijn moet van eene magtige watercirculatie.

Desniettegenstaande blijft het bestaan van eene opene ijszee onzes inziens hoogst twijfelachtig. Wel zag morton op 82 graden 17 minuten noorderbreedte eene opene zee; maar wij weten niet, hoever deze opene zee zich heeft uitgestrekt. De zee kan door een zamenloop van oorzaken juist in dien tijd en op die plaats vrij van ijs geweest zijn, zonder dat men regt heeft daaruit het bestaan van eene ijsvrije Poolzee op te maken. Waar kapitein parry in het Wellington-kanaal een vrij vaarwater vond, raakte belcher later in het ijs bezet. Kapitein inglefield meende in Smith-sund eene vrije zee gevonden te hebben, waar kane later eene onoverkomelijke ijsbelemmering vond. Wie zegt ons, dat de opene zee, die morton zag, op andere tijden niet weder met ijs bezet is?