Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/215

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
189
OVER DE NOORDPOOLREIZEN IN DE LAATSTE JAREN.

men den 25 April 1858 op 63½ graad noorder breedte weder vrij raakte. Men moest nu weder van nieuws af den togt naar het noorden aanvangen. In het begin van Junij kwam men weder in de Melville-baai. Men vond hier Eskimo's, die verklaarden, dat het schip van kapitein kane nog in de Renselaars-baai in het ijs lag. Toen men den 12 Julij de Lancaster-sund zou invaren, vond men deze invaart zoo vol ijs, dat aan geen voorwaarts dringen te denken was. Zij moesten zich dus voorloopig zuidwaarts naar de Ponds-baai begeven.

Eerst in Augustus gelukte het naar het westen door te dringen, waar men den 11den van die maand het eiland Beechey bereikte. Men rigtte hier een fraai gedenkteeken op met een gepast opschrift tot aandenken aan de verlorene manschap van franklin's expeditie. Na eene vergeefsche poging om door de Peelstraat door te dringen, besloot m'clintock, door Prins Eegents-invaart naar de Bellot-straat te gaan. Daar het westelijk gedeelte van deze straat door een onoverkomelijken ijsdam was gesloten, zag hij zich genoodzaakt terug te keeren en aan het oostelijk einde van die straat in eene geschikte haven, door hem Kennedy genoemd, te overwinteren.

Uit dit winterkwartier werden tegen het voorjaar de sledevaarten ondernomen, die de eindelijke oplossing van de vraag naar franklin's uiteinde ten gevolge hadden. Op een dezer togten ontmoette m'clintock den 28 Februarij 1859 in de nabijheid van kaap Victoria, in de nabijheid van de magnetische pool, eenige Eskimo's, die hem verhaalden, dat voor eenige jaren een schip aan de noordkust van King-Williams-land door het ijs verpletterd was, dat al de manschappen er wel behouden afgekomen, maar op hunne reis naar de Groote Vischrivier omgekomen waren.

Met het voorjaar werd nu King-Williams-eiland bezocht. Men hoorde ook daar van de Eskimo's hetzelfde verhaal en kocht verscheidene voorwerpen van hen in, die zij van het wrak hadden afgehaald. Den 24 Mei vonden zij 10 mijlen ten oosten van kaap Herschel een uitgebleekt geraamte, omgeven met overblijfsels van Europesche kleedingstukken. Het scheen het lijk te zijn van eenen bediende of oppasser van een der officieren. Luitenant hobson had den 6 Mei in de nabijheid van kaap Victory eene kleine tinnen bus