Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/239

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
213
DE TEELT VAN COCHENILLE OP DE KANARISCHE EILANDEN.

Het heeft voor den Cochenilleteler groote zwarigheid, om de dragtige wijfjes, zonder dat zij hare jongen afgeven, den winter over te bewaren. Dit gelukt veel gemakkelijker bij Santa Cruz en aan de geheele zuidkant van Teneriffe dan aan de meer vochtige noordzijde van dat eiland, waar de Cochenille-telers doorgaans verpligt zijn in het voorjaar de hun benoodigde wijfjes van de zuidzijde te ontbieden; deze wijfjes worden alsdan in kleine, van onderen en van boven met linnen bespannen houten ramen wijd en zijd verzonden. Eene koele en drooge weersgesteldheid is noodig, om de wijfjes door den winter te krijgen, want bij warm weder beginnen zij jongen voort te brengen, en eene vochtige weersgesteldheid doodt beiden. Daarom heeft men er tot nog toe niet in kunnen slagen, de zwangere wijfjes gedurende den winter op Madera, hetwelk doorgaans een zeer vochtigen winter heeft, over te houden en waren de broeders arauyo, die aldaar proeven met de Cochenille-teelt namen, genoodzaakt wijfjes uit Santa Cruz te ontbieden. Ook in Mexiko en Guatimala levert de regentijd groote bezwaren voor de Cochenille-teelt op. Daar de dragtige, voor de teelt bestemde wijfjes 's voorjaars duur worden betaald, levert de handel daarin aan de planters op de zuidzijde van Teneriffe niet onaanzienlijke winsten op.

De Opuntia-takken hebben vrij wat van de Cochenille uit te staan; op de plaatsen namelijk, waar de insekten in menigte hebben gezeten, zijn meestal groote uithollingen ontstaan en heeft de opperhuid zeer geleden. Wanneer de takken te veel hebben geleden, snijdt men ze na den oogst af; waar dit niet het geval is, herstellen zij zich weder en ontwikkelen het volgende jaar nieuwe takken. Op oude, dat is twee- of meerjarige takken gedijt de Cochenille nooit; zonder aldaar den kweeker van nut te zijn, beschadigen de insekten de planten slechts, waarom men ze dan ook zorgvuldig van de oude takken verwijdert. Dezelfde tak, die eens het Cochenille-insekt gedurende een zomer gevoed heeft, kan niet goed nogmaals voor eene tweede teelt gebruikt worden, waarom men dan ook altijd jonge takken voor eene tweede en derde Cochenille-planting vrij laat.

Bij eene goede behandeling en op eenen geschikten bodem kan eene Nopal-plantaadje vele jaren lang duren; tot op zekeren ouder-