Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/257

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
231
ALCHEMIE.

tot de wetenschap en om er door in staat gesteld te worden groote dingen te doen tot Gods eer en ten nutte hunner medemenschen. Alleen de zoodanigen verdienden den eernaam van Hermetische philosophen; zij alleen waren waardig het geheim te bezitten. »Wie,” zegt een anonyme alchemist, »de kunst der alchemie alleen om geld en rijkdom zoekt en niet opdat hij daardoor de natuur en zijnen Schepper beter moge leeren kennen, die behoort niet onder de philosophen, maar onder de idioten, tot het gemeen. En die de wetenschap er van heeft en die niet geheim houdt en niet tot Gods eer en de tijdelijke en eeuwige welvaart van zijnen naasten gebruikt, maar aanwendt tot pracht, overdaad en wellust, die zal of het geheim der kunst weder verliezen of een kwaden dood sterven.” En wat nu het schrijven over de alchemie aanging, zoo beweerde men, dat, ofschoon ook de adept zijn geheim niet geheel voor zich zelven bewaren mogt, en zelfs zij, die op den weg naar dat geheim slechts eenige vorderingen gemaakt hadden, evenzeer verpligt waren om hunne wetenschap niet aan hunne medemenschen te onthouden, zij toch evenzeer gehouden waren te zorgen, dat de kennis er van niet te beurt viel aan onwaardigen. Hier bleef, dus dacht men, geen andere uitweg over, dan datgene wat men wist of meende te weten, in geschrift te stellen, maar dit op zulk eene wijze te doen, dat alleen zij er vrucht van konden trekken, die tot het regt verstand van den verborgen zin der gegevene voorschriften bereid waren zich misschien jaren lang zulk een onverdroten arbeid te getroosten, als zich alleen menschen getroosten konden, die niet door wereldsche bedoelingen, maar door hoogere beginselen gedreven werden. Bovendien dachten velen, dat de ware weg tot het groote werk slechts toegankelijk was voor hen, die door de genade Gods waren uitverkoren om daaraan te arbeiden; en die genade was het, die tot het verstaan van de geschriften der ware adepten leiden moest, of de zelfstandig in het werk gestelde proefnemingen moest besturen. Wij vinden daarom ook bij de meeste alchemisten het aanhoudend gebed voorgesteld en aanbevolen als eene voorwaarde tot de verkrijging van den steen der wijzen; ora et labora, bid en werk, was hunne zinspreuk. »In waarheid zeg ik u,” zoo schrijft basilius valentinus in zijn boek »Over den Grooten Steen