Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/299

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
273
ALCHEMIE.

Die vraag moet in twee vragen worden gescheiden. De eerste is: mag men de verandering van het eene metaal in het andere voor mogelijk houden? Hecht men aan het begrip, dat de metalen enkelvoudige ligchamen zijn, dan is natuurlijk het antwoord ontkennend. Want een enkelvoudig ligchaam kan noch in andere ligchamen ontleed, noch uit andere ligchamen zamengesteld worden. Maar er bestaat geen afdoend bewijs, dat de ligchamen, die aan de ontleding der scheikundigen wederstand bieden, werkelijk enkelvoudige ligchamen zijn, en, wel beschouwd, verstaat men dus onder een enkelvoudig ligchaam slechts een zoodanig, dat door de thans bekende hulpmiddelen der scheikunde niet in nadere bestanddeelen kan worden ontleed. Er is dus niets, dat ons verhindert het voor mogelijk te houden, dat de scheikunde eenmaal eenige der thans als elementen beschouwde ligchamen zal kunnen ontleden. Dit nu geldt evenzeer van de metalen, als van de overige dusgenaamde elementen. De proeven, die in 1858 door despretz zijn aangewend om te bewijzen, dat de metalen inderdaad elementaire ligchamen zijn, bewijzen alleen, dat men voorshands het regt blijft bezitten ze als zoodanig te beschouwen. De omstandigheid daarentegen, dat in de ammoniazouten een werkelijk zamengesteld ligchaam de plaats vervult en de rol speelt van het tot dusver onontleedbare potassium-metaal in de potaschzouten, van het sodium-metaal in de sodazouten, doet bij analogie de zamengesteldheid dezer laatste, en bij voortgezette analogie die der overige metalen vermoeden. Voegt men hierbij de bedenkingen, waartoe de zoogenaamde allotropische en isomerische toestanden van zekere stoffen leiden, dan mag men het er voor houden, dat voor de ontleedbaarheid der metalen bijkans evenveel te zeggen is als voor hunne onontleedbaarheid.—Eene tweede vraag echter is deze: zijn er geweest, die in staat waren het eene metaal in het andere te veranderen? Zijn er ware adepten geweest? Op deze vraag kan men vrij gerust neen antwoorden. Want vooreerst is er geen enkel volkomen goed geconstateerd voorbeeld bekend van eene wezenlijke transmutatie, en altijd, wanneer men de berigten daaromtrent aan eene strenge kritiek kon onderwerpen, is het gebleken, dat óf het geheele berigt onwaar was, óf er bedriegerij in 't spel kwam, óf er eene misvatting had plaats gehad. De door mij zoo even