Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/368

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
340
DE BOUWKUNST DER DIEREN.

aan laatstgenoemde rivier zelfs zeer menigvuldig zijn geweest. Althans nog in de vorige eeuw genoten de monniken van een Karthuizerklooster, gelegen op den regter oever der rivier, te Villeneuve-les-Avignon, eene zekere beroemdheid wegens het maken van worst van bevervleesch, hetwelk zij, vermoedelijk om aan hunne waar beter aftrek te bezorgen, als ware de bever eene soort van visch, onder de vleeschsoorten rangschikten, waarvan het gebruik op vastendagen veroorloofd is[1].

Uit de berigten van oudere schrijvers weet men, dat eertijds ook bevers voorkwamen in Spanje, in noordelijk Italië, langs de oevers van de Po, vooral nabij den mond dier rivier, alsmede in de landen, die de Zwarte zee, den Pontus Euxinus der ouden, begrenzen. Zelfs in Egypte zouden zij geleefd hebben; althans men meent hunne afbeelding onder de hieroglyphen herkend te hebben.

In noordelijk Azië, in Siberië en Tartarije waren zij vroeger algemeen verbreid. Maar ook daar zijn zij zeer in aantal verminderd, want von middendorff kon op zijne reis door een groot deel van Siberië niets van hen ontdekken.

Zoo wordt de bever, die in vroeger eeuwen een der zoogdieren was, die de uitgestrektste geographische verbreiding hadden, allengs uit zijne woonplaatsen verdrongen. Thans worden groote, uit één-, twee- of driehonderd stuks bestaande koloniën nog slechts aangetroffen in Noord-Amerika, vooral in het westelijk en noordwestelijk gedeelte, langs de oevers der rivieren en der talrijke meren. Maar ook daar neemt hun aantal allengs af. En geen wonder! Want niet alleen verdwijnen de bevers daar voor de steeds meer en meer voorwaarts dringende menschelijke maatschappij, maar zij maken ook het voorwerp eener ijverige jagt uit, inzonderheid om hunne huid, die, gelijk men weet, tot voor weinige jaren de voornaamste stof leverde, waaruit de manshoeden werden vervaardigd. Zoo vindt men aangeteekend, dat in 1743 van Montreal naar La Roebelle niet minder dan 127,000 beverhuiden werden gezonden en 27,000 dergelijke door de Hudson's-compagnie naar Engeland. En hoewel thans deze

  1. Gervais, Histoire naturelle des Mammifères. Paris 1854, I, p. 311.