Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/405

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
375
HET METSELAARS-GILD.

uit de poppen gekomen werkmieren gevoelen later geene behoefte om het nest, dat hen heeft zien geboren worden, te verlaten en arbeiden voortaan voor hunne meesters, even als zij dit in hun eigen nest zouden gedaan hebben, wanneer zij daarin gebleven waren.

Vraagt men naar de oorzaak dezer voorzeker hoogst zonderlinge handelwijze bij een geslacht van dieren, waarvan de verwante soorten zich door eene tot een spreekwoord geworden arbeidzaamheid onderscheiden, dan is het antwoord daarop gereed: deze mieren gaan op de slavenjagt, omdat zij zelve niet in staat zijn te werken. Zij bezitten namelijk veel zwakkere kaken dan andere mieren, en deze kaken zijn bovendien van geene tandjes voorzien, zoodat zij daarmede geene lasten kunnen dragen.

Desniettegenstaande blijft dit instinkt, waardoor zij, aan hunne eigene gebrekkelijkheid te gemoet komende, in de behoeften hunner kolonie voorzien, hoogst opmerkelijk, te meer omdat zij op hunnen rooftogt zich nimmer vergissen in de keus der poppen en uitsluitend die medevoeren, waaruit werkmieren zullen komen, als wisten zij, dat zij van de mannelijke en vrouwelijke individu's niet alleen geene diensten te wachten hebben, maar ook gevaar zouden loopen, dat de buit gemaakte slaven hunne jongen voor die van hunne eigene soort zouden verwaarlozen, en zij zoodoende het paard van Troje zouden ingehaald hebben.

Nog menige andere bijzonderheid levert de huishouding en levenswijze der mieren op, welke deze niet minder belangwekkend doet zijn dan die der termieten, doch waarbij wij thans niet met de vereischte uitvoerigheid kunnen verwijlen. Als bouwkunstenaars nemen zij desgelijks eene eerste plaats in, hoewel de onderscheidene soorten nog op zeer verschillende wijzen hunne nesten bouwen. Eenige behooren te huis in het gild, dat wij thans behandelen. Onder de in warmere luchtstreken levende soorten van mieren zijn er zelfs, die nesten van harde klei, 8 tot 10 voet hoog, bouwen. Vermoedelijk hangt dit zamen met het aanleggen van voorraadschuren, ten einde daarin voedsel te verzamelen, iets dat onze Europesche mieren niet doen, maar hetgeen wel geschiedt door de in de tropische en subtropische gewesten levende soorten.