Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/439

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

 

 

Lichtuitstraling door eene plant.—Reeds lang en herhaalde malen is door onderscheidene waarnemers gewag gemaakt van eene lichtuitstraling door planten, hetzij aanhoudend of onder den vorm van plotseling te voorschijn schietende vonken. Reeds de dochter van linnaeus had de bloemen van Tropaeolum majus op deze wijze zien lichten. Goethe zag het verschijnsel aan die van Papaver oriëntale; green bevestigde dit later; johnson zag het aan verwelkende bloemen van Polyanthes tuberosa, de candolle en desgelijks meijen aan eene Pandanus soort. In weerwil dezer telkens terugkeerende waarnemingen, vond het verschijnsel wegens zijne vreemdheid nog steeds weinig geloof bij de plantkundigen. De hoogleeraar th. fries heeft thans daaromtrent eenige mededeelingen gedaan, die, naar het schijnt, ook den meest skeptischen moeten overtuigen. Ziehier zijne waarnemingen, die door een groot aantal andere personen bevestigd zijn.

Den 28 Junij 1857, omstreeks 10 ure, wandelde hij alleen in den botanischen hortus van Upsala, toen hij in eene groep van Papaver oriëntale drie of vier bloemen kleine vonken zag schieten. Vooringenomen, gelijk hij was, tegen de werkelijkheid van het verschijnsel, dacht hij, dat hier de eene of andere optische illusie plaats greep, maar toen hij het gedurende een kwartier zich telkens zag herhalen, werd hij wel gedwongen er de waarheid van te erkennen. Den volgenden dag zag hij hetzelfde verschijnsel weder en bragt vervolgens, zonder er iets vooraf van te zeggen, een persoon, die volstrekt niet wist, dat zoo iets ooit gezien was, op de plek, en ziet,—deze ontwaarde het terstond en stond daarover niet weinig verbaasd. Verscheidene andere personen, evenzeer niet vooraf gewaarschuwd, werden er heen gebragt en allen riepen: dat de bloemen vlammen uitwierpen. Den volgenden dag, den 20sten, en eenige volgende dagen was het weder regenachtig, en het verschijnsel was toen niet meer merkbaar voor fries, maar een ander hoogleeraar van Upsala, de heer lindblad en ook andere personen verklaarden nog uitstraling gezien te hebben. Den 23sten, toen het weder wederom warm geworden was, waren veertien personen getuigen van het vonkenschieten uit de bloemen van Papaver oriëntale en van hetzelfde hoewel zwakkere verschijnsel aan die van Lilium bulbiferum.

Gedurende een tiental dagen, dat het bloeijen van Papaver oriëntale aanhield, werd de lichtuitstraling daaraan door omstreeks 150 personen gezien,