dooden van den olifant, in tegenstelling staande van het gemak, waarmede beweerd wordt, dat de Indische cornacs, de tijdens hunne bevrijding wild geworden olifanten om het leven brengen; soms door een' enkelen lanssteek in den nek, vlak bij het achterhoofd. Het ingeven van vergift, bij deze gelegenheid meermalen beproefd, mislukte in den regel om twee redenen: eerstens, omdat zij zoo groote hoeveelheid daarvan kunnen verdragen, en ten anderen, dewijl zij dit bij herhaalde toediening zoo hardnekkig weigeren of wegwerpen, hoe zorgvuldig ook ingehuld, zelfs in hunne anders meest geliefde versnaperingen.
Niettegenstaande deze en andere oorzaken van gevaar, is het aantal ongelukken, door hen te weeg gebragt, niet zeer aanzienlijk. Dominus baldaeus overdrijft weder een weinig, waar hij schrijft: "Aldergevaerlikst zijn zij, des avonts, wanneer zij hongerigh zijn (sic); jaerlijks dooden zij vele menschen." Tegenwoordig althans is dit niet zóó erg meer. Uit officiële sterfte-lijsten voor Ceylon blijkt, dat voor een 5jarig tijdvak aldaar niet meer dan 16 doodsgevallen, dat is iets meer dan slechts 3 per jaar, en dit op eene bevolking van omstreeks één en half millioen, op rekening zijn gekomen van den olifant. Dit neemt niet weg, dat zoowel om deze en andere redenen, als vooral ten behoeve van den landbouw, wegens het groote gevaar van verwoesting der aanplantingen, bruggen en wegen in de olifants-landen, — zoo als daarvan nog zeer onlangs mededeeling, ook bij ons, uit het Palembangsche bergland werd gedaan, — veelvuldig jagt op hen werd en nog wordt gemaakt. Toen de Ceylonezen dit een geruimen tijd, gedurende onze laatste oorlogen met de Engelschen, hadden moeten nalaten en het hun door de O-I. Compagnie opgelegde getal jaarlijks niet konden leveren, namen hunne verwoestingen aanmerkelijk toe. Ook het Engelsche gouvernement tracht tegenwoordig nog door geldpremiën deze jagt aan te moedigen, ten gevolge waarvan er eens in drie jaren 3500 gedooden werden aangegeven. Nog meer, Ja, zonder ophouden worden zij gejaagd, òf om hen levend te vangen en te verkoopen voor dienst of tot praal, òf vooral niet minder ter wille van het steeds nog dure ivoor, òf ook alleen uit z.g. "liefhebberij" Een' dezer jagt-liefhebbers nogthans, de Britsche majoor