worden de val- of slagboomen neêrgelaten, en te gelijker tijd plotseling de onmiddellijke nabijheid dezer omheining door stroomen van licht en gejoel omringd. Herhaaldelijk wagen de stoutsten en sterksten uit den hoop, na van hunne eerste verbazing te zijn bekomen, soms verwoede aanvallen op de palissaden. Slaagt men niet hen van deze pogingen af te brengen, — waartoe vooral het slaan of dreigen met lange en wit geschilderde staken, voor welke zij zeer bevreesd zijn, dienstig blijkt te zijn, — dan ziet men zich genoodzaakt, één of twee der belhamels, à bout portant, neer te schieten; een maatregel, die tevens de overgeblevenen tot afschrik schijnt te strekken. De reeds binnen zijnde of thans ingelaten tamme olifanten, deelen regts en links trompslagen uit of dringen dezen of genen der gevangenen tusschen zich in. Nu gaan de daarin het meest befaamde inlanders over, hen, één voor één, de pooten eerst met touwen, daarna met kettingen te boeijen en aan zware boomstammen vast te maken. Die dezen soms gevaarlijken arbeid op zich nemen, zijn te voet; zij verschuilen zich onder de gedresseerde olifanten, en aangevallen wordende vlugten zij tusschen de palissaden door, naar buiten. Vreemd is, dat, — naar men leest, — nooit aanvallen geschieden op de berijders der getemde olifanten, die binnen de omheinde ruimte zijn, zelfs niet, al wagen deze zich tot onder het bereik der vijandelijke trompen.
Eene tweede wijze eindelijk — en deze is vooral niet minder bewonderingswaardig, hoewel niet zoo schitterend, — wordt mede op Ceylon gevolgd, om den olifant levend magtig te worden. Het is eigen aan enkele casten van olifant-jagers aldaar, die deze vangst, zonder kunstmatige voorbereiding, doch als het ware uit de losse hand durven ondernemen. Enkele malen slechts geholpen door een lokwijfje, meermalen alleen door eenige honden, om de aandacht van den olifant af te leiden, gaan deze jagers, slechts met hun tweeën, er op los. Zij zijn geheel gehuld in groen-bebladerde takken en eenvoudig gewapend met lange, stevige koorden of riemen van buffelleêr. Beurtelings weet een van dit moedig jager-paar, nu één hunner van voren, dan weder de ander van achteren, de oplettendheid van het door hen opgezochte dier tot zich te trekken. Dit oogenblik maken zij zich, mede om beurten, ten nutte, ten einde het, nu eens