Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/403

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
381
STUDIËN OVER DEN OLIFANT.

wouden naar de vlakte met hem te durven ondernemen. Daarbij kost het dan nog de grootste inspanning, hen in de begeerde rigting te doen gaan, vooral dáár, waar plaatsen moeten worden gepasseerd, niet voorzien van boomen, waaraan zij des noodig kunnen worden vastgelegd.

Wij vinden, geëerde lezers! vooral in deze laatste beschrijvingen bevestigd, hoezeer noch de reusachtige omvang van dezen Sultan der wouden,—noch zijne verbazende kracht, — noch zijn »snedig begrip " — hem bescherming verleenen tegen het beleid van den mensch, die, hoe veel zwakker ook in ligchaamsbouw, hem toch oneindig te boven gaat in de gaven van het verstand. Zij dan al haafner's ontboezeming: "U is de voorrang, magtigste onder de magtigen, redelijkste onder de onredelijke schepselen, U, o elefant!" zeker niet verre van de waarheid, als niet minder waar mogen daar tegenover worden gesteld de kernachtige woorden van tennent: "Niets in de natuur, zelfs niet de bloedige jagt op den walvisch, is zóó zeer in staat de heerschappij van den mensch over de dierenwereld, zelfs in hare stoutste verligchamelijking, in het levendigste daglicht te plaatsen, dan juist de geschiedenis van den olifant!" [1]. Laat echter deze zelfkennis ons niet tot zelfverheffing leiden, maar tot vernedering. Oneindig hooger dan de mensch staat boven den olifant, is beider schepper verheven. De studie van het wezen der dieren, gepaard met het bewustzijn van onze voortreffelijkheid, ook zij voere ons meer en meer op tot verheerlijking van Hem, die in zich de diepste wijsheid vereenigt met de hoogste magt. Hem is de opperheerschappij!

Utrecht, 1862.
 

 
  1. "Nothing in nature, not even the bloody chase of the wale, can afford so vivid an illustration of the sovereignty of men over brute creation, even in its most stupendous embodiment.