Pagina:Algemeen Handelsblad 1839 no 2351.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

NIEUWE AMSTERDAMSCHE COURANT.

ALGEMEEN HANDELSBLAD.


 De Uitgave dezer COURANT geschiedt dagelijks bij GEBROEDERS DIEDERICHS. De prijs van het Abonnement voor 3 Maanden is ƒ 7.50 en voor de Buitensteden (Franco) door het geheele Rijk ƒ 8.50. De Zondagsche Tweede Editie wordt extra a ƒ 1.50 per drie Maanden (franco voor de Buitensteden) berekend.


MAANDAG 20 MEI 1839.

No. 2351.


De ADVERTENTIEN behooren op ongezegeld papier aan het Bureau te worden ingeleverd. Beneden de zeven regels worden zij geplaatst à ƒ 1.75 en grooter à 25 Cents per regel, behalve voor elke ADVERTENTIE en voor elke herhaling 35 Ct. voor het Zegel. — Brieven, enz., franco te adresseren aan het BUREAU VAN HET HANDELSBLAD.




Financiële aangelegenheden des Lands.

 Het zal geen betoog behoeven, dat, ten gevolge der ongelukkige tijdsomstandigheden, die wij in de laatste jaren hebben beleefd, de staat van ’s rijks geldmiddelen merkbaar is achteruitgegaan. Dikwerf hadden wij de gelegenheid, om de regering daarop opmerkzaam te maken en den wensch te uiten, dat er voor verderen achteruitgang wierd gewaakt. Wij vonden ons in onze meening bevestigd door de krachtige taal onzer waardige volksvertegenwoordiging, die dezen achteruitgang steeds met nadruk aanwees en onafgebroken het gevaarlijke van dien toestand afschetste. Intusschen werd de regering en de vertegenwoordiging, door den drang der omstandigheden, steeds van den eenen maatregel tot den anderen voortgesleept, en waren dezelve verpligt, ter redding van het oogenblik, de bezwaren op de toekomst te werpen. Jaarlijks hoopte men, dat het de laatste ingewikkelde financiele maatregel zou zijn; en dat het spoedig treffen eener eindschikking, een eindpaal aan alle verwikkelingen stellen zou. Intusschen zag men zich jaarlijks in die verwachting te leur gesteld en te vergeefs zag men steeds naar dat gewenschte oogenblik uit. Nu hetzelve eindelijk is opgedaagd, nu eindelijk de schikking getroffen is, waarnaar men zoo reikhalzende heeft uitgezien; nu was het oogenblik ook gekomen, dat men met eene ernstige en krachtige hand aan de herstelling van het financiele staatsgebouw behoorde te arbeiden, opdat ’s lands crediet, zoo binnen als buiten ’s lands op den duur behouden blijve.
 Met genoegen hebben wij opgemerkt, dat de Regering aan den algemeenen wensch te dezen tracht te voldoen, door zich juist van het tegenwoordige gewigtige oogenblik, te bedienen, om ’s lands financieele inrigtingen en toestand te doen overzien en deswege zoodanige maartregelen te doen beramen, als zullen kunnen overeenkomen met de orde, regelmatigheid en spaarzaamheid in de dienst en ter verkiezing van de belangen des algemeens en der schuldeischers van den staat in het bijzonder. Het besluit, waarbij tot dat einde eene staats-commissie is ingesteld, getuigt onzes inziens, van de bestendige zucht der regering, om alles aan te wenden en alles te beproeven, wat strekken kan ter bevordering van het wezentlijke belang des volks. Dit besluit doet zien, dat de regering zelve de noodzakelijkheid erkent, om, op het tijdstip, dat de geschillen met Belgie worden vereffend, ook het beheer en den staat van ’s lands geldmiddelen, op een effen en gerelgelden voet te brengen en zoo veel mogelijk, alle andere verwarring te vootkomen. Uit den grond van ons hart wenschen wij, dat de pogingen, die de regering daartoe thans heeft aangewend, met een gelukkigen uitslag zuilen worden bekroond. Het zou eene nieuwe parel zijn aan de kroon van onzen dierbaren koning, die, vooral in de laatste tijden, een zoo schitterend aanzien verkregen heeft.
 De zamenstelling van deze Staats-Commissie geeft allezins grond om te hopen, dat dezelve gelukkige vruchten dragen zal. Zij bestaat toch uit mannen van beproefde kunde, vooral in het zoo moeijelijke vak der geldmiddelen; uit mannen, die het kwaad, wanneer zij het mogten ontdekken, in den hartader zullen durven aan te tasten; die den koning naar waarheid, onafhankelijk zullen voorlichten, en die voorzeker alle zoodanige voorstellen zullen doen, als zullen kunnen strekken tot bevordering van het algemeen welzijn des lands, tot vereenvoudiging en verbetering van den staat der geldmiddelen van dit rijk; en tot zoo veel mogelijke vermindering van den last des lands, naar mate de omstandigheden dit zullen gedoogen.
 Het is dan ook met de meeste belangstelling, dat wij de werkzaamheden en de uitkomsten van deze Staats-Commissie, te gemoet zien.



BUITENLAND.




𝕯𝖚𝖎𝖙𝖘𝖈𝖍𝖊 𝕻𝖔𝖘𝖙.

 * FRANKFORT, 15 Mei. Op dit oogenblik zal waarschijnlijk in de Pruisische Rijnprovintien alles in beweging zijn, om de zaken op den vroegeren voet van vrede terug te brengen. Van goederhand zijn mij dienaangaande berigten toegekomen, welke het buiten twijfel stellen, dat thans in gansch Europa welras het laatste krijgsrumoer, dat voor eenige maanden wegens Belgie was ontstaan, zal hebben opgehouden. Krachtens het onlangs uit Berlijn naar de Rijnstreken afgezonden kabinetsbevel, zullen eerlang al de bataljons van het 7de en 8ste legerkorps tot op 800 man per bataljon worden verminderd. Het 1ste bataljon van het 30ste regement en het fuselier-bataljon van het 29ste regement keeren uit de omstreken van Luxemburg naar hunne vroegere garnizoensplaatsen Trier en Koblents terug. Het 40ste regement blijft vooreerst op deszelfs tegenwoordige sterkte, tot dat van het 38ste regement weder een bataljon naar Maints zal zijn afgezonden; hiertoe is naar men verneemt het 1ste bataljon van dat regement bestemd, het 2de bataljon, hetwelk vroeger te Maints lag, begeeft zich van Trier naar Saarlouis. De artillerie van het 7de en 8ste legerkorps is ingelijks ontbonden; intusschen zullen de rijdende kompagnien acht en de kompagnien te voet zes komplete stukken behouden.
 Z. K. H. de Kroonprins van Pruisen zal den 20sten dezer maand te Maints aankomen, om de Pruisische troepen aldaar te inspecteren; vervolgens zal bij zijne reis naar Munchen voortzetten, alwaar tegen dien tijd al de leden der Beijersche koninklijke familie zullen vereenigd zijn. Tusschen de beide hoven bestaat de beste eensgezindheid; alle schijn van ernstig meeningverschil hetwelk de fanatieke paitij heeft gepoogd in de kerkelijke aangelegenheden op te wekken en tot onregtmatige doeleinden aan te wenden, is geheel uit den weg geruimd; het beste bewijs hiervan levert het aanstaande bezoek van den Pruisischen kroonprins aan het Beijersche Hof. Op zijnen terugkeer uit Munchen zal aan het voornemen van Z. K. H. om eenen geruimen tijd in de Rijn-gewesten door te brengen, waarschijnlijk gevolg worden gegeven.
 De reeds gisteren avond uit Straatsburg hier ontvangene telegrafische tijding van de uitbarsting eener republikeinsche beweging te Parijs in den namiddag van 12 dezer gaf, hoewel men tevens wist dat dezelve spoedig was gedempt, eene flaauwe stemming aan onze heurs. De daarstelling van het ministerie Soult boezemt hier niet veel vertrouwen in; men gelooft dan ook niet dat zich dit staatsbestuur langen tijd zal kunnen staande houden.



 – BADEN, 10 Mei. Heden is de Heer Benazet alhier aangekomen. Men verneemt dat hij de opening van de koerzaal onherroepelijk op den 20sten dezer maand bepaald heeft. Het is naauwelijks te gelooven, dat het mogelijk was, in zoo korten tijd al de grootsche nieuwe inrigtingen daar te stellen; om het reusachtige ontwerp ten uitvoer te brengen, was er een ijzeren wil noodig, die voor geene opofferingen, hoe groot ook, terug deinst, die zich door geene moeijelijkheden laat afschrikken, en dien, om dit in het voorbij gaan te zeggen, ook zoo uitgebreide middelen ten dienste staan als aan den Heer Benazet, welke het in hem geplaatste vertrouwen meer dan regtvaardigt. Het schijnt een wonder te zijn, wat hier zoo snel, niet door eenen tooverstaf, maar door talent, door goeden smaak en door de magt van het onbekrompen bestede, met volle handen uitgestrooide goud is tot stand gebragt. De pracht en sierlijkheid der nieuwe inrigtingen overtreffen al hetgeen van dezen aard immer gezien is, want al hetgeen men meer konde doen, zou overbodig zijn en beleedigend voor den goeden smaak, die hier zijnen troon gevestigd heeft. Tot nog toe hebben nog slechts weinige begunstigde personen den toegang in het geslotene en bewaakte huis; de verbaasde nieuwsgierigheid moet zich te vreden stellen met door de vensters te gluren.

(Karlsr. Zeitung.) 

𝕭𝖊𝖑𝖌𝖎𝖘𝖈𝖍𝖊 𝕻𝖔𝖘𝖙.

 ⁂ BRUSSEL, 17 Mei. De commissie belast met hare beschouwingen uit te brengen met betrekking tot de uitvoering der financieele schikkingen tusschen Holland eu Belgie, bestaat uit 14 leden; het zijn de Heeren: Isidore Fallon, Zoude, de Smet en Jadot, leden van de kamer der vertegenwoordigers, Dujardin, secretaris-generaal van het ministerie vau financien, de Brouckère, oud-directeur der Bank van Belgie, Rapaerd, lid van de rekenkamer, Faider, directeur der registratie en domeinen, van Kerckhoven, directeur van de administratie der schatkist, van Caillie, direkteur der registratie in de provincie van Luxemburg, Previnaire, oud administrateur, Meeus van de Male, oud griffier der rekenkamer, Streus, oud lid der permanente deputatie van Brabant, en Gremdt, advocaat van het ministerie van financien.
 Zij zijn benoemd bij arrêté van den minister van financien dd. 15 dezer.
 De Heer Dumortier heeft dringende pogingen aangewend om zich in deze kommissie te doen benoemen; zijne Gentsche redevoering heeft belet, dat hij daarin als lid wierd aangenomen.
 De centrale sectie, belast met het onderzoek der conceptwet betreffende de buitenlandsche zaken, heeft den Heer Henri de Brouckère tot haren rapporteur benoemd; zij heeft gisteren den Heer minister van oorlog in haar midden geroepen, en de zitting heeft van tien tot één ure geduurd.
 De Heer Verhaege stelt zich voor, den Heer Dumortier en de Katholieke partij, ter zitting van heden, met hevigheid aan te vallen.
 De conceptwet betreffende den Scheldetol zal maar juist even doorgaan; zelfs schijnt het niet onmogelijk dat de eerste stemming het ministerie doe schipbreuk lijden. De uitzondering der Hollandsche schepen, welke door het ministerie alleen proforma wordt staande gehouden, zal vermoedelijk niet worden aangenomen.

 ** BRUSSEL, 17 Mei. Gisteren, bij gelegenheid van de discussie over de voorgestelde amendementen op het wets-ontwerp wegens de terugbetaling van het tonnengeld op de Schelde, heeft men den grond der kwestie aangeroerd, hetgeen onderscheidene redenaars aanleiding gaf om terug te komen op het tractaat van 23 Jan. Zoo heeft de Heer Dumortier zich veel meer beijverd om te doen zien, dat het tractaat van 15 Nov. 1831 voor Belgie gunstiger was dan het definitieve traktaat. De beraadslagingen verkregen hierdoor een vinnig aanzien en de kwestie veranderde geheel van aard, weshalve men niet meer kan zeggen of het wetsontwerp zal worden aangenomen zoodanig als liet was voorgedragen, of dat het zal worden gewijzigd in den geest van differentiele regten[.]
 De discussie is heden middag hervat geworden en omstreeks 3 ure had zij nog geene vordering van belang gemaakt; intusschen daar de meerderheid het debatteren moede schijnt te zijn, zal zij waarschijnlijk de stemming vorderen op de eerste kwestie en zal men terstond stemmen over het geheel des ontwerps, want al de amendementen, ofschoon onderling verschillende, hebben eene en dezelfde strekking, namelijk die, om aan de Belgische vlag bescherming toe te kennen.
 Z. H. de regerende hertog van Saksen-Coburg met zijnen oudsten zoon wordt heden te Brussel verwacht.
 De hertog Alexander van Wurtemberg, schoonzoon van koning Lodewijk Filips, zal insgelijks in den loop dezer week zijne schoonzuster, de Koningin der Belgen, een bezoek komen brengen.
 De Katholijke dagbladen zeggen, dat de Heer Raikem, president der kamer van vertegenwoordigers, minister van justitie zal worden.
 De gewezen minister van dit departement, de heer Ernst, heeft de betrekking van professor in de regten bij de Katholijke universiteit te Leuven aangenomen.



BINNENLAND.




AMSTERDAM, Zaturdag 18 Mei.

 Uit hoofde van het PINKSTERFEEST zal Morgen (Zondag-Avond) geene Tweede Editie van dit Nommer worden uitgegeven.

 – De Belgische Post, heden op het gewoon uur aangekomen, heeft evenwel de Parijsche Brieven niet medegebragt. Men was intusschen te Brussel dienaangaande zonder ongerustheid, daar men zich overtuigd hield dat, bijaldien er iets ernstigs voorgevallen ware, men per koerier of per duif daarvan zoude hebben kennis bekomen. Te Antwerpen schijnt, blijkens het berigt van onzen korrespondent, de Parijsche beursnotering van den vorigen dag per duif bekend te zijn geworden; is dit zoo, dan is het oponthoud toe te schrijven aan eenig ongeval, aan de postkar op Belgisch grondgebied overkomen, daar de Parijsche berigten, dadelijk na derzelver aankomst te Valenciennes, per duif naar Antwerpen verzonden worden.



 – Wij vermeenen het publiek in het algemeen en den zeevarenden in het bijzonder eene dienst te doen, door de mededeeling van het onderstaande Extract Rapport der 1ste klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten, door Z. E. den Heere Minister van Binnenlandsche Zaken, belast geweest met het wettig wetenschappelijk onderzoek van den uitgevonden toestel, om allerlei soort van water en vooral het zeewater drinkbaar en gezond te maken, om, vereenigd aan eene scheepskombuis op schepen van alle grootte, gebruikt te kunnen worden, en voor de invoering van welken hier te lande de Heer Pelloutier van Nantes, in dato 15 Jan. ll. een octrooi voor 15 jaren van Z. M. onzen Koning ontvangen heeft.

EXTRACT RAPPORT.

 » Na het aangevoerde kan het niet moeijelijk zijn, om aangaande den toestel van den Heer Pelloutier vast te stellen
 I. Dat de verdienste eener nieuwe uitvinding, strikt genomen, aan de uitvinders van dezen toestel niet kan worden toegekend, daar noch het zuiveren van water door overhaling, noch het koken van spijzen door waterdamp, aan iemand die eenige scheikundige kennis heeft, onbekend is.
 II. Dat evenwel de vereeniging dier beide oogmerken in eenen genoegzaam beknopten vorm voor het gebruik op zeeschepen en met zoodanige besparing van brandstof, als het voornaamste bezwaar wegneemt, in zoo verre nieuw zou mogen genoemd worden, als zulk een toestel tot nu toe noch algemeen bekend, noch algemeen gebruikt, maar door andere blijkbaar minder doelmatige inrigtingen gewoonlijk vervangen is geworden.
 III. Dat de toestel van den Heer Pelloutier verscheidene voordeden vereenigt, als:

a. Eene voordeelige plaatsing van den vuurhaard, waardoor de grootst mogelijke hoeveelheid warmtestof, die van eene bepaalde hoeveelheid brandstof verkregen wordt, nuttig wordt aangewend. Dit maakt het mogelijk en waarschijnlijk, dat de brandstof bij deze inrigting van de scheepskeuken noodzakelijk niet, althans niet belangrijk, grooter is, dan bij de gewone inrigting van de scheepskeuken, die geen gezuiverd water oplevert.
b. De spijsbereiding door den waterdamp, die te gelijker tijd voordeelig is, voor zoo ver dezelve geen afzonderlijk vuur vereischt, en tevens geenen onaangenamen of brandigen bijsmaak kan verwekken.
c. Maar vooral door het bekomen van eene ruime hoeveelheid zuiver water tot alle einden aan te wenden, welke voor de gezondheid en het genoegen der equipage en voor den onafgebroken voortgang der reize van het grootste gewigt moet zijn.

 IV. Gekommitteerden vermeenen alzoo dat het bezit van zoodanigen toestel voor alle zeeschepen eene wezenlijke aanwinst te achten zij, en dat de uitvinders alzoo van den kant der Regering en der commerciele Marine aanmoediging verdienen.”

(Was get.) G. VROLIK, 
Secretaris der Eerste Klasse van het Kon. Ned Instituut. 

 NB. Bij alle bovenaangevoerde voordeelen moet het zeer aanzienlijke van de aanwinst van scheepsruimte, nu gebezigd voor berging der benoodigde waterkisten en vaten, gevoegd worden.



 – De verdienstelijke orkestmeester van den Hoogduitschen schouwburg alhier, de Heer Carl Kossmaly, zal eerdaags een door hem in den populairen stijl gekomponeerd muzijkstuk, getiteld Feestzang voor eene Tenorstem, met koor en accompagnement van piano forte, in druk uitgeven. Hetzelve is aan den Koning opgedragen.



 – De Staats-Courant van heden bevat een Koninklijk besluit van den 10den dezer, houdende bepaling dat in het Staatsblad melding zal worden gemaakt van de uitwisseling der vier nog ontbroken hebbende akten van ratificatie (Wurtemberg, Hessen, Saksen-Meinungen en Reuss-Greitz) van het te Berlijn op 21 Januarij gesloten handelstraktaat met de Staten van het Duitsche Tolverbond.



 – Door de belanghebbenden zijn geligt de navolgende door Z. M. verleende octrooijen:
 Een octrooi, in dato 13 Januarij 1839, voor den tijd van vijftien jaren, van af 20 November 1837, verleend aan de Leutre de Gueymard, domicilium verkozen hebbende hij Luden en Poel te Amsterdam, op de invoering van een nieuw toestel van smelting tot het fabriceren van kaarsen.
 Een octrooi, in dato 15 Jannarij 1839, voor den tijd van tien jaren, van af 15 Julij 1838, verleend aan Poitel te Parijs, domicilium verkozen hebbende bij de Backere te ’s Gravenhage, op de invoering van een nieuw zamenstel van molensteenen tot het malen en breken der granen.
 Een octrooi, in dato 8 April 1839, voor den tijd van tien jaren verleend aan J. Schaap Spoelstra en T. Smeding te Leeuwarden, op de uitvinding van een toestel, door middel van welken zij de bij de wet van den 26sten December 1833 aangeduide turfsoorten, ieder naar gelang van de deugd zijner grondstof, eene drie en viervoudig verhoogde waarde kunnen geven.
 Een octrooi, in dato 9 April 1839, voor den tijd van tien jaren verleend aan H. Remmers te ’s Gravenhage, op de invoering van een nieuw werktuig, tot het maken van steenen.
 Een octrooi, in dato 11 April 1839, voor den tijd van tien jaren verleend aan W. Burnett te Londen, domicilium gekozen hebbende bij mr. J. W. Gefken, Advocaat te ’s Gravenhage, op de invoering van middelen, geschikt om verscheiden dierlijke en plantaardige zelfstandigheden (haarstoffen, touwwerk, hout, enz.) voor bederf en vergaan te bewaren.



 ⁂ ’s GRAVENHAGE, 17 Mei. In deze residentie is aangekomen de Heer Wekherlin, raad van legatie te Stuttgard. Ook is alhier aangekomen de graaf de Henricourt, secretaris van legatie van Z. M. den Koning der Nederlanden te Stockholm.
 Voor eenigen tijd maakte men gewag van het beslag, hetwelk er op de normale gieterij en drukkerij, waarvan de Heer Weemaels beweert den eigendom te bezitten, gelegd was. Thans verneemt men, dat het regtsgeding dienaangaande, werkelijk voortgang hebben zal en dat op den 31sten dezer maand, van beide zijden, conclusien in die zaak zullen genomen worden. De Heer J. C. Faber van Riemsdyk zal als advokaat van de eischers en Mr. D. Donker Curtius voor den appellant optreden.
 Laatstleden Zaturdagavond heeft zich de student R., uit Leiden, in den kon. Franschen schouwburg dezer residentie, veroorloofd om, in strijd met de deswege bestaande verordeningen, eene der actrices, die door het publiek steeds met veel genoegen gehoord werd, op het hevigst uit te fluiten. Het publiek juichte de actrice bij herhaling, zoo onafgebroken toe, dat zij daarin ruimschoots vergoeding, voor het tegen haar gerigt gefluit, heeft gevonden. Intusschen was het publiek zoo zeer verontwaardigd over het gefluit van den student, en drong hetzelve zoo zeer op zijne verwijdering aan, dat de politie verpligt was, tusschen beide te treden en hem de zaal te doen ontruimen. Men zou nopens deze zaak het stilzwijgen hebben bewaard, ware het niet dat men thans verneemt dat de student eene klagte heeft ingeleverd bij den officier van justitie der Arr. Regtbank in deze stad, ter zake van mishandelingen, die hij, naar hij voorgeeft, bij dat geval, van de politie zou hebbeu ondervonden. Zonder voor het oogenblik deze