Pagina:Algemeen Handelsblad vol 087 no 27675 Avondblad Kunst.pdf/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

 Amsterdam: een daling in het ledental, welke niet steeds door het aanwerven van nieuwe leden kon worden goedgemaakt.
 ’s-Gravenhage: het ledental ging achteruit, de propaganda had niet het gewenschte gevolg.
 Utrecht: het ledental is een weinig achteruitgegaan.
 Groningen: de afdeeling kan wijzen op een opgewekt vereenigingsleven. Het ledental ging 2 terug ten gevolge van het vertrek dier leden.
 Dordrecht: het ledental kon nagenoeg op dezelfde hoogte worden gehouden.



 De Hongaarsche schilder Oscar Mendlik, reeds vele jaren onze landgenoot, gaat een kunstreis naar Indië ondernemen.



Veiling-Delaroff.

 Te Parijs zijn de voorjaarsveilingen goed begonnen met den verkoop der collectie Delaroff, waarin zich belangrijke schilderijen bevinden uit de Duitsche, Fransche, Hollandsche en Italiaansche school. De volgende prijzen werden den eersten veilingsdag gemaakt: Lucas Cranach: De H. Maagd het Kind voedend 600 fr.; dezelfde De Gerechtigheid 1850 fr.; een andere oud-Duitsche Madonna 1600 fr. Van Peter Balten: De duivel zaait onkruid 3900 fr.; dezelfde: Rooversaanval 1800 fr.; school van Jan Breughel: Kermis 500 fr.; Fluweelen Breughel en Snayers: Vertrek naar de Kermis 920 fr.; dezelfde en Rottenhamer: Het aardsche Paradijs 880 fr.; dezelfde en Jan van Kessel: De rust 1500 fr.; Jan Fijt: Jachtstuk 620 fr.; Jordaens: Portret van een geneesheer 200 fr.; Rubens: Val der engelen 2500 fr.; Peter Snayer: Kluizenaar 600 fr.; Teniers de Jonge: Gezelschap in een herberg 3300 fr.; Duitsche school 15de eeuw: St. Jan schrijvend de Openbaring 1300 fr.
 Van Pieter Aertsen bracht Jezus en de overspelige vrouw 3900 fr. op; een Gezicht op den Dam te Amsterdam door Gerrit Berckheyde en Hughtenburg 6290 fr.; van Ferdinand Bol een Vrouwenportret 1020 fr.; een Portret van twee echtelieden door Jan van Bijlert 3200 fr.; een Stilleven ven van Pieter Claesz 1700 fr.; een ander van denzelfde: 560 fr.; eene Kruisafneming van Oostsanen 700 fr.; twee schilderijen door Anthony van Croos, een Gezicht op het kasteel der graven van Egmont en een Winter met schaatsenrijders resp. 980 en 1350 fr.; een Benjamin Cuyp: De opwekking van Lazarus 600 fr.
 De hoogste prijzen werden over ’t algemeen voor Fransche kunst besteed; zoo voor La bacchante couchée van Barthélemy 4000 frs.; voor L’heureuse famille van Boilly 5000 fr.; dezelfde: Le jeu de billard 1150 fr.; Boucher: Achille blessé 28,100 fr.; Debucourt: Le pas d’Arlequin 9500 fr.; Drouais: Portraits d’enfants royaux 17,000 fr.; Desportes: Gibier à plumes 1200 fr.; Dumont. La fête de Pan 1050 fr.; Fragonard: Paysage italien 8150 fr.; dezelfde: Dernier sacrifice 5300 fr.; Le Bartier Offrande à Vénus 2600 fr.; Mosnier: Portrait du peintre par lui-même 2155 fr.; Nattier: Chinois tenant une flèche 2400: fr.; Oudry: Chien levant des perdrix 5300 fr.; Robert: La passerelle: 2150 fr.; dezelfde: Dans le parc 5700 fr.
 Nog meldt men ons de volgende prijzen: Jan van Goyen: Maas bij Dordt 12,000 fr.; dezelfde: Kasteel aan een rivier 4500 fr.; dezelfde: Gezicht op Delft 1700 fr.; dezelfde: Drie boeren bij een molen 1700 fr.; dezelfde: De brug 6020 fr.; Van der Hoogen: Ingang van een bosch 1200 fr.; dezelfde: Jager aan den oever van een rivier 1020 fr.; dezelfde: Het kasteel 1600 fr.; Willem Heda: De zilveren beker 1800 fr.; dezelfde: Stilleven 1350 fr.; dezelfde: Glas en druiven 1350 fr.; Jan de Heer: Stilleven 24óó fr.; Van der Helst: Portret 1200 fr.; Mr. Hondius: De Wolvenjacht 8600 fr.; Pieter de Hooch: Bedelaars 5500 fr.; Van Huysum: Vruchten 1000 fr.; Kalf: Vruchten 1800 fr.; Koninck: Herberg in het gebergte 900, fr.; Lastman: Suzanna en de twee grijsaards 10,600 fr.
 In de tweede zitting kwamen de meest belangrijke stukken aan de beurt. De prijzen waren niet buitengewoon hoog: 14,700 francs voor een Aanbidding der Koningen uit de school van Rembrandt, 12,000 francs voor de Van Goyen: de Maas bij Dordrecht; 10,500 voor het portret van prinses Hedwig van Brunswijk met haar drie kinderen, 10,600 voor een Pieter Lastmann: Suzanna en de ouderlingen.



 In het Schauspielhaus te Frankfort zal een „Hollandsche comedie” worden opgevoerd. Die dumme Doortje heet het stuk; de schrijver noemt zich Marquardt van Vryndt.
 Te Weenen is het stuk reeds in een volkstheater gespeeld.



 De Dusseldorfers hebben het contract met het Münchensche Künstlertheater onderteekend. Met Louise Dumont en Lindemann zal Georg Fuchs de leiding te München behouden, terwijl verder als voorwaarde gesteld is dat Münchensche kunstenaars de tooneelbeelden zullen ontwerpen.
 Het kapitaal wordt door Dusseldorfsche kunstvrienden verschaft. Waarschijnlijk zullen met Shakespeare’s Storm de voorstellingen begonnen worden.



 In het Repertorium für Kunstwissenschaft vinden we eene kunsthistorische bijdrage van onzen landgenoot, dr. J. A. F. Orbaan, over de Virtuosi al Pantheon, een oud-Romeinsche kunstenaarsbroederschap, onder wier leden zich ook Nederlanders bevonden. Behalve aanteekeningen, deze Nederlandsche kunstenaars betreffend, brengt de studie nieuwe wetenswaardigheden aangaande de verhouding tusschen Kerk en kunst in het midden van het Barocco.



Een groot museum te Brugge.

 Onze Brusselsche correspondent schrijft d.d, 24 April:
 Men weet dat de schatten aan schilderijen en oudheden, die de stad Brugge bezit, thans nog over, een niet gering aantal lokalen zijn verspreid. En het museumpje, dat de stad er ter eere van Memlinc op na houdt, is een haast onoogelijk gebouwtje, alleszins vernederend voor den roem der Brugsche schildersschool.
 Nu heeft de stad toch eindelijk een flink besluit genomen. Gisteren heeft de gemeenteraad beslist, een groot museum te bouwen, waarin de talrijke verzamelingen der stad zullen worden bijeengebracht.
 De plans, opgemaakt door de bouwkundigen Cauwo en Viérin (die ’t huis van Streuvels heeft gebouwd); heeten een prachtig gebouw te beloven: de kosten zijn op een klein half millioen geraamd.
 Eigenaardig is, dat de plans rechts tegen links werden goedgekeurd. De liberale minderheid had bezwaar tegen een verandering, door de Rijks-commissie voor monumenten aan de eerste plans toegebracht. De architecten hadden namelijk een eerste verdieping voorzien, met lokalen bestemd voor internationale-tentoonstellingen in den aard der heugelijke tentoonstellingen der Primitieven en van het Gulden Vlies. Het zal dus zijn een gebouw zonder verdiepingen.
 Voor wie dat weergaloos mooie Brugge kent — en wie kent het „Venise du Nord” niet, want zóó wordt de nochtans niet zoo bijzonder vaarten-rijke stad hier vaak genoemd, — weze hier nog aan toegevoegd, dat het nieuwe museum zal worden opgericht tegenover, de Dijver, in de buurt van het heerlijke Gruuthuuse-„paleis”: een der prachtigste plaatsen van Europa!
 Een ieder, die de West-Vlaamsche hoofdstad maar eens heeft bezichtigd, zal zich verheugen in het vooruitzicht, over niet onafzienbaren tijd al de schatten aan schilderijen en oudheden in een enkel gebouw, dezer schatten waardig, te zien vereenigd.



Een volks-theater.

 Onze Londensche berichtgever schrijft d.d. 24 April:
 „In den Drury-Lane-schouwburg is hedenmiddag een voor de kunst te Londen belangwekkende vergadering gehouden, waarvan de bedoeling was goede kunst te brengen binnen het bereik van de massa.
 Belangstelling in de tooneelspeelkunst bestaat hier bij de menschen genoeg. Dagelijks kan men zien hoe de Engelschen zich gaarne het lange wachten in de rij getroosten om maar een plaats te kunnen krijgen in de „pit” of op de „gallery” der schouwburgen. Voor die rangen is bij de groote meerderheid der Londensche theaters plaats-bespreken onmogelijk, wat misschien zijn goeden kant heeft, want kon men er zich, evenals voor de durdere rangen, vooraf plaatsen verzekeren, dan zou de kans bestaan, dat die plaatsen werden genomen door degenen, die nu bespreken voor de duurdere balkons.
 Evenwel, al valt een plaats in de „pit” voor twee en een halven shilling, en van een shilling of six-pence ook binnen het bereik van vele minder-gegoeden, die prijzen zijn toch nog véél te hoog voor de groote massa, te meer omdat het bezoek aan een West End-theatre, waar de beste stukken gespeeld worden, toch altijd medebrengt uitgaven voor trein, tram of bus.
 Vandaar dat reeds menigmaal de vraag gerezen is of geen mogelijkheid zou kunnen bestaan op te richten een vereeniging, die door het stichten van eenvoudige schouwburgen in de armere districten der wereldstad, den financieel minst krachtigen goede tooneel-voorstellingen zou kunnen brengen, die zij voor een paar stuivers zouden kunnen bijwonen, zonder dat zij nog extra-onkosten zouden hebben te betalen voor hun vervoer naar en van den schouwburg.
 Tot dusverre hebben die plannen schipbreuk geleden, omdat men niet geloofde dat het uitvoeren van het genoemde plan succes zou kunnen hebben en omdat getwijfeld werd of het volk dergelijke schouwburgen zou wiUen bezoeken. Er werd beweerd dat al de goedkoopere music-halls in deze stad, dat de kinema’s, die men tot in de armste wijken vindt, de liefde voor het tooneel gedood hadden. Anderen echter waren vast overtuigd, dat het volk goede tooneelkunst zéker zou stellen boven het genot dat halls en kinema’s schenken, wanneer er maar gelegenheid zou bestaan voor enkele stuivers die goede stukken te zien.
 En het schijnt dat degenen, die in de liefde des volks voor goede kunst gelooven, in het gelijk zijn gesteld. Immers, Miss Rosina Filippi heeft de proef eens genomen. Zij heeft in den ouden „Vic” in Waterloo Road, een ouden „hall”, die daar staat in een der armste gedeelten van Zuid-Londen, een paar volks-voorstellingen gegeven, waar men voor drie, vier, zes stuivers toegang kan krijgen en waar met een eenvoudige tooneel-zetting, doch door goede acteurs en actrices stukken Van Shakespeare, o.a. „Romeo and Juliet” en „The Merchant of Venice”, werden opgevoerd en steeds was de schouwburg stampvol en toonden de aanwezigen wel degelijk dat zij dergelijke kunst begrepen en waardeerden.
 En dit heeft er toe geleid dat zich een comité heeft gevormd, waarin tooneel-spelers van naam, tooneelschrijvers, enz. zitting hebben met het doel te stichten „The People’s Theatre society” welke, op zoo breed mogelijken grondslag zal bevorderen het brengen van kunst aan het volk en het oprichten van eenvoudige schouwburgen in de armere Londensche districten.
 Dit comité nu had hedenmiddag in het „Drury Lane Theatre” een vergadering belegd om de zaak te bespreken en de deuren voor een ieder, die belang in de zaak stelde, opengezet — ieder was welkom bij deze meeting, kaarten waren echter toegezonden aan degenen, die door het feit dat zij daarom gevraagd hadden, getoond hadden belang in de zaak te stellen.
 In de rondgezonden circulaire was het denkbeeld geopperd de vereeniging op te richten in dien geest, dat de werklieden zelven daarin zullen kunnen deelnemen op den basis van een inscriptie van slechts één shilling, waaraan het recht zal verbonden zijn dat elke inschrijver van een of meer shillings het recht zal hebben op twee gereserveerde plaatsen bij elke voorsteling, die onder de auspiciën der vereeniging zal gegeven worden. Daarbij wordt opgemerkt dat een zoodanige wijze van handelen een buitengewoon succes had en het aantal leden van het „Vrije Volks-tooneel” aldaar bedraagt 50,000 en dat van de „Vereenigde Volks-theaters” 70,000.
 Het kan niet gezegd worden dat de belangstelling van het publiek buitengewoon groot was. „Drury Lane Theatre” kan tusschen de drie- en vierduizend menschen bevatten, maar er waren vanmiddag niet meer dan een paar honderd belangstellenden bijeengekomen, toen Sir William Treloar, een der meest bekende oud-Lord mayors van Londen en sedert jaren, voorzitter van den „National Sunday League” de bijeenkomst opende.
 Hij zeide dat hij in laatstgenoemde functie had opgemerkt hoe groote belangstelling de arbeiders-klasse steeds toonde in goede Zondag-volksconcerten. Daarom was hij van meening dat goede volks-voorstellingen ook zouden trekken en hij zou wenschen, dat dergelijke voorstellingen ook op Zondag zullen worden gegeven, op den dag dus, dat hier in Londen alle schouwburgen gesloten zijn.
 De voorzitter las o.a. een telegram van belangstelling voor van Koningin Alexandra en gaf daarna het woord aan Sir Herbert B. Tree, die toelichtte het voorstel „tot het oprichten van Volks-schouwburger op den basis van één shilling subscriptie”.
 Hij zende dat de schouwburg-directie in deze zaak groot belang stellen, wat o.a. bleek door de tegenwoordigheid op deze plaats van mannen als Sir John Hare en Sir George Alexander, terwijl zoovele tooneelspelers en tooneelschrijvers hun adhaesie betuigden met het plan.
 Tot de zaak zelve komende, merkte Sir Herbert op dat hervormingen op tooneel-gebied in Engeland zeer zeker noodig waren; dat noodzakelijk is het oprichten van een nationaal tooneel en dat de volksmassa, die inderdaad veel voor het tooneel gevoelt, daarheen getrokken moet worden. Maar wil dat doel bereikt kunhen worden dan dient goede kunst gegeven worden in „populaire” plaatsen tegen „populaire” toegangs-prijzen.
 Duitschland heeft in deze een goed voorbeeld gegeven; het succes der volks-schouwburgen wed-ijvert er met het succes der ziekte-verzekering, terwijl beiden in Engeland feitelijk nog den eersten strijd te strijden hebben. Ook hij brak een lans voor het openen der volks-schouwburgen op Zondag-avonden — wat kan daar tegen zijn, waar men in Londen onder den mantel van liefdadigheid — terwijl het geen liefdadigheid is, gelijk ieder weet! — kinema’s op Zondag wèl open stelt!
 Het voorstel werd ondersteund door het bekende parlementslid T. P. O’Connor. Deze verdedigde de oprichting van volks-theaters uit het oogpunt van opvoeding, omdat het tooneel een afspiegeling is van het menschelijk leven en het menschelijk karakter; uit het oogpunt van zedelijkheid; uit het oogpunt van vermaak. Hij had iemand hooren zeggen dat men bij de trades-unions zal aandringen de oprichting van volks-schouwburgen te steunen, „en ik geloof”, dus zeide de heer O’Connor, „dat de trades-unions voor geen beter doel een deel hunner inkomsten kunnen bestemmen.”
 Ook hij drong krachtig aan op het openen der volksschouwburgen op Zondag. „Hoe,” dus besloot hij, „kan het zondig zijn schouwburgen open te hebben op Zondag, terwijl men toelaat het open zijn der slijterij op dien dag?”
 Bisschop Weldow echter zeide dat hij, hoewel persoonlijk niet tegen tooneel-vertooningen op Zondag gekant, raadde de quaestie van openen op dien dag buiten deze beweging voor volks-theaters te houden. Men moest niet vergeten dat er in het land een sterke beweging tegen Zondag-opening van schouwburgen bestaat, niet alleen uit godsdienstig oogpunt, doch ook uit het oogpunt van rust hebben op een dag der week door de tooneelspelers. Overigens ondersteunde de Bisschop het doel van deze vergadering van ganscher harte.
 Sir George Alexander zeide dat tot dusverre geen schouwburg-directeur te Londen vóór het openen van de schouwburgen geijverd heeft, maar de quaestie is hun opgedrongen, sedert de London County Council het openen van kinemas op Zondag onder bepaalde voorwaarden toestond en daardoor ontegenzeggelijk velen op dien dag uit de kroegen gehouden worden. Hij voor zich meende dat men verstandig zou doen de eerste voorstellingen voor het volk te geven in samenwerking met den „National Sunday League”.
 Miss Rosing Filippi zeide dat zij voor haar doel aan het publiek vroeg een subsidie van £ 600, doch slechts £ 300 kreeg en heden per telegram van een harer oud-leerlingen een bijdrage van £ 100.
 Haar voorstellingen van „The School of Scandal” van Sheridan en van de twee Shakespeare-stukken waren, dus zeide zij, een buitengewoon succes geweest, niettegenstaande het zeer primitieve tooneel, het primitieve decor, de nog primitiever verlichting. Steeds was het oude gebouw vol en er bestond blijkbaar een „band” tusschen het publiek en degenen, die optreden; zij hoopte in staat te zijn althans nog veertien dagen de voorstellingen te kunnen voortzetten.
 Sir Herbert Tree merkte nog even op dat hij nog steeds als vroeger tegen openen van schouwburgen op Zondag gekant is ter wille van den tooneelspeler; hij had slechts willen doen uitkomen dat het onbillijk is kinema-voorstelingen op Zondag toe te laten, en schouwburg-voorstellingen te verbieden.
 Dan een incident. De „onontbeerlijke” suffragette ontbrak niet; zij begon tegen den heer O’Connor te schreeuwen om kiesrecht; van de balkons werd suffragette-litteratuur gestrooid!
 Het voorstel van Sir Herbert Tree werd daarna met applaus aanvaard. We zullen nu zien hoe de zaak zich verder gaat ontwikkelen.



Muziek te Parijs.

(Van onzen gewonen briefschrijver.)

Parijs, 24 April. 
Théâtre des Champs-Elysées: L’Amore dei tre re, drie bedrijven, tekst van Sam Benelli, muziek van Montemezzi.

 Vier maanden lang, sinds de Krach in December, heeft het mooie nieuwe theater in de Avenue Montaigne leeggestaan, en als men weet dat de huur 40,000 francs per maand bedroeg, kan men nagaan welk een „strop” de maatschappij, die het zette, er aan heeft! Maar nu komt er weer leven in. De heer Astruc, die in weerwil van zijn treurige ervaringen er nog niet van scheiden kan, gaat het weer eens op zijn vroegere manier probeeren, met de „saisons”, reeksen voorstellingen, van uitheemsche gezelschappen, waarmee hij in vroegere jaren zulke goede zaken gemaakt heeft. Zoo zat gisteravond de corbeille, de breede uitbouw van het balcon recht tegenover het tooneel, weer vol schoone vrouwen in schoone toiletten (Astruc hecht er nog aan daar bij de générales de mooiste actrices, zangeressen en danseressen van Parijs bijeen te hebben) en vulde in de pauzen een uitgelezen publiek de ruime hal.
 De serie wordt dit jaar geopend door een opera-gezelschap uit Boston, dat ons dezen eersten avond heeft doen kennismaken met een interessant werk van een van de jongere Italiaansche componisten, Montemezzi. Geschreven bij een nogal somber en onwaarschijnlijk drama, is deze muziek vol van den gloed en den hartstocht, die de goede Italiaansche muziek plegen te karakteriseeren, terwijl ze daarbij van een beter gehalte is dan de dikwijls wat oppervlakkige en leege dramatische werken van sommige Italiaansche veristen, die we wel in de Opéra Comique te hooren hebben gekregen.
 De geschiedenis speelt in de oudheid, en vermoedelijk ergens in Noord-italië. Te midden van een volk van overwonnenen leven de aanvoerders der overwinnaars, de oude, blinde edelman Archibaldo en zijn zoon Manfredo. Om hen gunstig voor zich te stemmen hebben de oorspronkelijke bewoners aan Manfredo een van de schoonste prinsessen van het land, de majestueuse Fiora, aangeboden, en Manfredo is met haar in het huwelijk getreden. Onder den invloed van zijn omgeving is de jonge krijgsman wat zachter en beter geworden, maar zijn blinde vader is geheel de ruwe barbaar gebleven, en hij bewaakt tijdens de afwezigheid van zijn zoon diens vrouw met te grooter gestrengheid omdat ook hijzelf in zijn hart liefde gevoelt voor haar.
 Die bewaking is trouwens niet overbodig: Fiora gevoelt liefde voor een man van haar eigen volk, Avito, die haar aanbidt. De jaloersche oude man vermoedt iets van hun samenkomsten, maar het rechte weet hij niet, en hij smeekt den hemel hem te hulp te komen. Voorloopig houdt hij echter alles voor zijn zoon Manfredo, die uit den oorlog terugkomt, verborgen.
 In het begin van het tweede bedrijf vertrekt Manfredo weer. Hij smeekt Fiora, onder wier koelheid hij lijdt, hem van den vestingmuur der stad een afscheid toe te wuiven. Getroffen door zijn zachtheid geeft ze toe, maar nauwelijks vertoont Avito zich weer of de echtgenoot is vergeten. In een lang duet zingen de twee gelieven hun hartstocht uit. Maar daar komt Archibaldo, strompelend en zoekend, over slag; Avito vlucht, Fiora blijft en bekent uitdagend haar liefde. Tot de oude man haar beetpakt en, razend van woede, haar worgt.
 Voor zijn wraak is dat nog niet voldoende: hij wil ook Avito dooden. Daartoe bevochtigt hij de lippen van de doode met een geweldig vergif, in de hoop dat de minnaar terugkomen en met een laatsten kus afscheid nemen zal. Zoo geschiedt, en Avito sterft. Maar ook Manifredo heeft zijn Fiora een laatsten afscheidskus willen geven, en als de blinde toeschiet om zijn wraak te genieten, is het zijn eigen, stervende zoon dien hij in de armen heeft.
 De muziek van Montemezzi bij deze sombere tragedie is rijk, vol schakeeringen en zeer expressief. De tweede akte vormt het hoogtepunt; in het duo der twee gelieven ligt een zeldzame hartstocht en kracht. Met zeer eenvoudige middelen en zonder overdadige forti wordt de ontzetting bij Archibaldo’s komst tot op het moment van den moord tot een geweldige climax opgevoerd; heel deze scène is in hooge mate dramatisch en pakkend. De derde akte, met de tragische ontknooping, blijft geheel in den stijl; voortdurend boeit de componist, zonder te ver te gaan en te vervallen in een overdrijving, waartoe het libretto maar al te veel aanleiding scheen te geven. Het geheele werk, waarin slechts eenige te lange gedeelten in Archibaldo’s alleenspraak in het eerste bedrijf bedenking wekken, in dat van een zeer begaafde, gloedvolle, en toch beheerschte persoonlijkheid, van welke voor de toekomst nog veel mag worden verwacht.
 De spanning bleef in de traditie van wat we in dezen schouwburg te hooren hebben gekregen: ze was uitstekend. Louise Edvina, een zangeres met een verwonderlijk mooi, glashelder geluid, was vocaal en in haar uiterlijk een ideale Fiora. Vanni Marcoux had van den ouden blinden vader een aangrijpende creatie gemaakt en vergoedde door zijn schitterend spel wat zijn ietwat minder krachtig wordend geluid soms te wenschen overliet. In de rollen van Avito en Manfredo toonden de tenor Ferrari-Fontana en de baryton Cigada zich uitnemende zangers. Het orkest-Monteux, goed geleid door den dirigent Moranzonni, liet de muziek naar behooren tot haar recht komen en de koren uit Boston deden goed hun best.
 Als geheel dus een zeer goede voorstelling, die het nieuwe „seizoen” gunstig inzet. Als de Parijzenaars nu maar naar de „verre” Champs-Elysées willen komen (tien minuten van den boulevard per autobus, verder is het niet, maar het centrum verlaten vindt een uitgaand Parijzenaar nu eenmaal een heel ding!) dan zal het misschien vooreerst wel weer gaan. Den onvermoeiden Astruc mag men, om wat hij voor de muziek in Parijs doet, zeker wel weer eens wat succes toewenschen.