Pagina:Apeldoornsche Courant vol 047 no 017.pdf/6

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

Naar aanleiding van ingekomen adressen wordt het navolgend besluit genomen:

De Raad der Gemeente Apeldoorn.

Besluit:

Naar aanleiding van ingekomen verzoekschriften:

1e. Te renvoieeren naar de vaste Raadscommissie de volgende bezwaarschriften tegen aanslagen in den hoofdelijken omslag dienst 1904:

K. Galijn, C. J. v. Radecke, E. van Sweden, H. J. Volkers, He. Volkers, T. Beekman, Wed. N. Wakkie, L. J. K. A. Jeekel, A. den Boer, J. Buitenhuis, H. F. Fies en H. J. Empting.

2e. Van den aanslag, voorkomende op het primitief kohier onder art. 1208, AA 176, ten name van Mej. C. H. Wijthoff, den 12 September 1904 vertrokken, ad f 45,765 ontheffing te verleenen over 4 maanden ad f 15,255.

3e. Wegens dubbelen aanslag te roieeren den aanslag in de hoofdelijken omslag, voorkomende onder art. 139 van het tweede suppletoir kohier ten name van G. Schotman ad f 7,25.

4e. Wegens abusieven aanslag te roieeren den aanslag in de belasting op de Honden, voorkomende onder art. 6 van het tweede suppletoir kohier ten name van Wed. Heinsius ad f 2,50.

De Voorzitter leest voor het navolgend ingekomen schrijven van Burgemeester en Wethouders:

Apeldoorn, den 18 Februari 1905.      
Mijne Heeren,

Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden een concept besluit met toelichting tot heffing van rechten voor het ledigen van beer- of privaatputten, zinkputten en mestbakken, ter vervanging der thans bestaande heffing.

De verordening op de invordering dezer rechten kan ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld.

Aan
den Gemeenteraad
Burgemeester en Wethouders van Apeldoorn,
TUTEIN NOLTHENIUS.
De Secretaris.
MOLLERUS.
      
Toelichting behoorende bij het concept-besluit tot heffing van rechten voor het ledigen van beer- of privaatputten, zinkputten en mestbakken.

De zeer gebrekkige wijze, waarop het ledigen van beer-, privaat- en zinkputten, van gemeentewege, vroeger plaats had, is thans sedert enkele maanden veel verbeterd, door het gebruik van een z. g. n. luchtbeerwagen, waardoor het ledigen reukeloos plaats heeft.

Wijziging der tegenwoordige heffing van rechten voor deze diensten wordt om de navolgende redenen wenschelijk en billijk geacht.

De heffing heeft thans plaats per put of per bak; onaangezien de grootte, wordt een gelijk recht geheven. Er zijn zinkputten van 5, 6 á 7 M3. inhoud, die voor hetzelfde recht geledigd worden als voor putten bij een inhoud van 1 à 2 enz. M3.

Dat hier geen verschil bestaat, is onbillijk en voor de gemeente nadeelig. Daarom wordt thans de heffing per wagen of kar voorgesteld.

Voor het ledigen van beer- of privaatputten wordt nu een hooger recht geheven dan voor het ledigen van zinkputten en mestbakken.

Daar de faecaliën aan de gemeente komen, kan het weghalen goedkooper gesteld worden, daar waar die stoffen meerdere waarde hebben en door dit toe te passen, mag men verwachten, dat voor het ledigen der beer- of privaatputten, van de gelegenheid door de gemeente aangeboden, meer gebruik zal worden gemaakt.

Het thans uitgetrokken recht komt hieraan te gemoet.

De Voorzitter leest daarna het concept-besluit en merkt op, onder aanwijzing der verschillen tusschen deze en de bestaande regeling, dat, daar waar men zinkputten aantreft, zooals hier van 10, 11 à 12 M3. inhoud, die thans voor f 0.50 worden geledigd, het noodzakelijk is het tarief vast te stellen per wagen, zooals men dat ook heeft te Nijmegen en Hilversum.

De Heer van Lennep acht het wenschelijk, dat een kring wordt bepaald binnen welke de ingezetenen de verplichting wordt opgelegd zich van deze gelegenheid tot het ledigen van putten te bedienen.

De Voorzitter meent, dat dit niet kan en veel menschen zou men daardoor benadeelen.

De Heer van Lennep merkt op, dat men nu den bodem verschrikkelijk verontreinigt, ieder werpt de faecaliën maar op zijn terrein.

De Heer Wegerif meent, dat de Heer van Lennep meer het oog heeft op de zinkputten, doch hierin kan geen wijziging komen zoolang men geen rioolstelsel heeft.

De Heer Wiersma gelooft niet, dat de Heer van Lennep bedoeld de zinkputten, doch de beerputten, die nu overdag geledigd worden in de tuinen.

De Voorzitter merkt op, dat dit overdag niet mag plaats hebben, daarin voorziet de verordening.

De Heer Kerkhoven zegt, dat het bezwaar van den Heer van Lennep bestaat in het verontreinigen van den bodem, doch de gemeente verzamelt de faecaliën ook, verkoopt die weer, waarna zij ook onder den grond worden gebracht of in den bodem verdwijnen.

De Heer van Lennep merkt op, dat het ledigen vóór ’s avonds 11 uur veel plaats heeft.

De Voorzitter zal hierop laten toezien.

Zonder hoofdelijke stemming wordt, conform het voorstel van Burgemeester sn Wethouders, het navolgend besluit genomen:

De Raad der gemeente Apeldoorn;

Overwegende, dat het noodzakelijk is de bestaande regeling tot de heffing van rechten voor het van gemeentewege ledigen van beer- of privaatputten, zinkputten en mestbakken, zooals zij is vastgesteld bij Raadsbesluit van 3 November 1899, te wijzigen;

Gelet op de art. 232, 233, 238, 240 en 254 der Gemeentewet;

{{center|Besluit:

Zij, die gebruik wenschen te maken van de gelegenheid, die in de kom van Apeldoorn en Het Loo door de gemeente wordt verstrekt, tot het laten ledigen van hunne aldaar gelegen beer- of privaatputten, zinkputten en mestbakken, zullen hiervoor betalen:

a. voor het ledigen van een beer- of privaatput, met de daarvoor bestemde machine, per wagen van 1.50 M3. inhoud f 0.50.

b. voor het ledigen van een zinkput, met de daarvoor bestemde machine, per wagen van 1.50 M3. inhoud f 1.—.

c. voor het ledigen van een mestbak, per kar van ongeveer 1 M3. inhoud f 1.—.

onder bepaling, dat de faecaliën ten bate der gemeente komen en dat het ledigen van zinkput of mestbak niet plaats heeft, tenzij men zijn beer- of privaatput mede van gemeentewege laat ledigen.

Wordt aan dit laatste niet voldaan, dan kan het ledigen van zinkput of mestbak worden geweigerd.

Een gedeeltelijk gevulde wagen of kar wordt voor een vollen gerekend.

Dit besluit treedt in werking, wanneer de Koninklijke goedkeuring is ontvangen.

Voor de invordering dezer rechten, wordt vastgesteld de navolgende:

Verordening op de invordering van het recht verschuldigd voor het van gemeentewege laten ledigen van beer- of privaatputten, zinkputten en mestbakken, in de kom van het dorp Apeldoorn en Het Loo.

Zij, die wenschen gebruik te maken van het laten ledigen van gemeentewege van beer- of privaatputten, zinkputten en mestbakken, voldoen het daarvoor verschuldigde recht vooraf ten kantore van den Gemeente-Ontvanger, die daarvoor een bewijs van betaling afgeeft.

Bij de betaling moet worden opgegeven wat men wenscht geledigd te hebben, met vermelding van letter en huisnommer van het perceel, waartoe de putten of mestbakken behooren.


De Voorzitter stelt aan de orde het in de vorige vergadering aangehouden voorstel, betreffende het vaststellen van een plan voor het te bouwen politie-bureau en leest voor het in die vergadering ingekomen schrijven van Burgemeester en Wethouders.

De Voorzitter herinnert, dat bij de vaststelling der gemeente-begrooting voor 1905, door Burgemeester en Wethouders werd voorgesteld de Concierge buiten het Gemeentehuis te laten wonen en die vertrekken in te richten voor de politie. De Raads-Commissie tot het uitbrengen van rapport over die begrooting deelde als haar gevoelen mede, dat aan het wonen van den Concierge buiten het Gemeentehuis zoovele bezwaren verbonden waren, dat zij met dit voorstel niet kon medegaan en gaf in overweging Burgemeester en Wethouders te verzoeken een ander plan te ontwerpen en daarbij tevens te overwegen, of het gemeente-magazijn niet voor politiebureau zou zijn in te richten. Burgemeester en Wethouders hebben daarna hun voorstel ingetrokken en verschillende plannen overwogen. Het gemeente-magazijn was voor dit doel niet geschikt, het gebouw is te smal. Het verplaatsen van het telephoon-bureau zou zeer kostbaar worden en nog andere bezwaren waren daaraan verbonden. Toen werd overwogen het bouwen achter aan het Gemeentehuis, waarvoor verschillende plannen werden opgemaakt en waarvan het plan, dat thans door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, het meest aanbeveling verdient. Dat het politie-bureau van het gemeentehuis wordt afgescheiden, is niet wenschelijk. Elders heeft men voor alles verschillende Commissiën, maar zooals hier, waar alles bij den Burgemeester komt, die daarvoor telkens de politie noodig heeft, daar is het eene bepaalde noodzakelijkheid, dat gemeentehuis en politie-bureau bij elkander zijn. Hierin voorziet dit plan en wanneer de Raad dit niet mocht willen aannemen, dan zou spreker liever willen, dat het bleef zooals het nu is, hoe onhoudbaar de toestand nu ook is. Daarbij komt, dat bij aanneming van dit plan twee lokalen in het gemeentehuis vrij komen, waaraan behoefte bestaat, zoowel voor eene wachtkamer van hen, die den Burgemeester willen spreken en die nu in den gang moeten wachten, als voor het overbrengen van het kadaster van boven. Spreker beveelt dit plan daarom ten zeerste bij den Raad aan, te meer, daar vooral nu, na de vermeerdering van het getal agenten, meer localiteit voor de politie noodzakelijk is.

De Heer Wegerif merkt op, dat toen vroeger het plan bij Burgemeester en Wethouders bestond, vertrekken onder in het gemeentehuis voor de politie te bestemmen, dit plan geen inbreuk maakte op den bouw van het gemeentehuis. Doch er wordt hier geen rekening gehouden met de uitbreiding der gemeente en wanneer door die uitbreiding het gemeentehuis te klein mocht worden, dan zal men het niet kunnen vergrooten, wanneer men dit gebouw achter het gemeentehuis bouwt, daar alleen aan die zijde uitbreiding kan plaats heben. Wat het plan op zich zelf betreft, spreker vindt het een leelijk ding, dat men achter aan het gemeentehuis wil plakken. Voor eene gemeente, die jaarlijks vooruitgaat, is een geheel nieuw gebouw noodig, dat men zooveel mogelijk in de nabijheid van het gemeentehuis moet plaatsen.

De Heer Mollerus erkent, dat het geen gemakkelijke kwestie is, die ons thans bezig houdt, vooral niet, wanneer er aan verbonden wordt, dat het politie-bureau bij het gemeentehuis moet blijven. Spreker vraagt: hoe zal de toestand worden, wanneer men een villatje achter het gemeentehuis plaatst en met het gemeentehuis door een brugje verbindt. Van af het nieuwe marktplein zal het nog gaan, daar men vandaar de verbinding niet ziet, doch van de zijkanten zal het meer dan leelijk zijn. Moet het politie-bureau daar komen, dan zal men het tegen het gemeentehuis moeten bouwen. Voor spreker is het hoofdbezwaar, dat dit, volgens het plan, niet zal gebeuren. Wat betreft de opmerkingen door den Heer Wegerif gemaakt, het is waar, dat in de toekomst uitbreiding van het gemeentehuis noodzakelijk kan worden, doch dan kunnen die lokalen, die er nu bijgebouwd worden, daarvoor in gebruik genomen worden. Kan de oplossing niet gevonden worden door een gedeelte van de Vischmarkt te nemen en heeft men met dit plan niet geheel buiten rekening gelaten de vraag of de botermarkt niet te klein zal worden? Iedereen kan zien, dat op den marktdag daar alles bezet is.

De Heer van Lennep merkt op, dat de ontsiering van het gemeentehuis voor hem een overwegend bezwaar is om aan dit plan zijne goedkeuring te hechten, dat bovendien later toch zal blijken onvoldoende te zijn.

De Heer Schut is het eens met de gemaakte bezwaren en meent ook, dat de botermarkt te klein zal worden, die nu reeds niet groot is. In het belang van den handel moet men de botermarkt niet kleiner maken. Daarom is spreker tegen dit voorstel.

De Heer Kerkhoven is een paar malen in de vertrekken van de politie geweest en is overtuigd, dat die toestand onhoudbaar is. Spreker is het daarom eens, dat hierin verandering moet komen en begrijpt de wenschelijkheid dat politie-bureau en gemeentehuis aan elkander blijven, daar de Burgemeester den Inspecteur ieder oogenblik noodig heeft. Daarom kan spreker toch nog niet met dit plan medegaan, om gelijke reden als de Heer Schut reeds heeft medegedeeld. Een ontzaggelijk groot aantal eieren komt hier ’s Maandags aan de markt, de koopers hebben nu het overzicht over de geheele markt, doch wordt dit plan uitgevoerd, dan zal de markt uit twee stukken bestaan en koopers en verkoopers kunnen onderling geen voeling meer met elkander houden, zooals dit tot nu toe plaats heeft. De gemeente heeft indirect voordeel bij die markt en men zal eerst in eene boter- en eierenmarkt moeten voorzien, alvorens aan dit plan uitvoering te geven. Spreker heeft zelf in de Raadscommissie voor de gemeente-begrooting gezegd, dat de concierge in het gemeentehuis behoorde te blijven on door een deskundig lid werd toen beweerd, dat men voor f 4000 à f 5000 zeer goed een politie-bureau kon bouwen, doch dit plan kost nagenoeg f 7000. Er is zooveel, dat om financieele redenen moet wachten, zoodat men hier ook tijdelijk moet trachten op eene andere wijze in de bohoefte te voorzien en wanneer een paar ambtenaren van de Secretarie, naar boven worden verplaatst, dan zou men daardoor beneden meer ruimte krijgen voor de politie. Spreker gaat niet mede met den Heer Wegerif om nu reeds uit te breiden voor de toekomst, het kan zijn, dat de vooruitgang der gemeente blijft aanhouden, doch er kan ook een stilstand komen.

De Heer Wiersma kan het zich voorstellen, dat het den Burgemeester aangenaam is het politiebureau aan het gemeentehuis verbonden te hebben, doch dit rechtvaardigt niet om elk plan goed te keuren, dat het gemeentehuis ontsiert en zoolang niet gebleken is, dat er op geen andere wijze in kan worden voorzien, kan spreker voor dit plan zijn stem niet geven. Is het niet mogelijk hiervoor een stuk van den tuin van den Heer Pannekoek te krijgen, de afstand zou dan niet grooter worden dan nu wordt voorgesteld. Bovendien, in het gemeentehuis behoort geen politie, alleen daarom zou spreker het plan voor het bouwen van een politiebureau toejuichen, omdat de politie dan uit het gemeentehuis vertrekt. Ook bestaat tegen dit plan het bezwaar, dat de boter- en eierenmarkt kleiner wordt, die toch al niet groot is. Al deze bezwaren maken, dat spreker aan dit voorstel zijn stem niet kan geven.

De Heer Buitenhuis is het eens, dat dit plan het gemeentehuis ontsiert, maar nog meer is het verkleinen van de botermarkt voor spreker een onoverkomelijk bezwaar om voor dit plan te stemmen.

De Heer Gardenier meent, na hetgeen men over dit plan heeft gehoord, dat men over het lot van het politie-bureau wel vrij zeker kan zijn. Het is gemakkelijk te zeggen, dáár wil ik het niet hebben, maar waar dan. Spreker begrijpt, dat het noodig, is dat dit bureau aan het gemeentehuis verbonden blijft en vraagt of de kleine zaal beneden niet zou kunnen worden ingericht voor vertrekken voor de politie. Wat het voltrekken der huwelijken betreft, waarvoor die zaal thans gebruikt wordt, dit is geen bezwaar, daarvoor kan de Raadzaal boven gebruikt worden en de vergaderingen, die daar nu gehouden worden, kunnen even goed boven plaats hebben.

De Heer Wegerif heeft den Heer Kerkhoven hooren zeggen, dat het niet noodig is om hier rekening te houden met de uitbreiding der gemeente. Spreker vindt dit verkeerd. Voor dergelijk gebouw wordt geleend en de aflossing van het kapitaal, gesteld op b.v. 20 jaar, terwijl reeds na 5 jaar kan blijken, dat het gebouw onvoldoende is. Spreker herinnert zich, dat voor 8 à 9 jaar een voorstel inkwam tot aankoop van een stuk grond voor uitbreiding van het terrein van de gasfabriek en dat hij toen vroeg of er rekening mede was gehouden, dat de gasfabriek daar zou kunnen blijven, waarop werd geantwoord, dat, wanneer men dat terrein er bij had, men voor jaren en jaren geholpen zou zijn en hoe kort daarna kocht men voor de gasfabriek het terrein van de erven Kok Ankersmit, en spreker gelooft nog, dat men later de gasfabriek zal moeten verplaatsen.

De Voorzitter herinnert zich nog uit zijn jeugd het versje van „zou ik voor den klepper vreezen” en die kleppers zijn nu de politieagenten en wanneer voor hen iets wordt gevraagd, dan zijn er altijd groote bezwaren aan verbonden en kost het veel moeite om het gedaan te krijgen. Een voorstel tot het aanstellen van agenten werd eerst verworpen en later toegestaan; die laatste vermeerdering van het getal agenten heeft men ook toegestaan, zoodat men nu heeft 10 agenten en één Inspecteur en de Burgemeester, die het Hoofd der politie is. Die agenten nu zijn hier geplaatst in een hok, in een hok, waar landloopers en allerlei ander publiek, ook moet vertoeven en nu zijn de agenten veel te fatsoenlijke menschen, dan dat men eischen kan, dat zij daar verblijf moeten houden. Eene wachtkamer ontbreekt geheel. Spreker is den Heer Kerkhoven dankbaar voor de woorden, door hem geuit, betreffende de noodzakelijkheid van meerdere localtieit. Met aandscht heeft spreker de verschillende sprekers gehoord en hij heeft er zich geen illusie van gemaakt, dat dit plan zou worden aangenomen. Wat spreker heeft opgemerkt omtrent de bezwaren, die er aan verbonden zijn, om het politie-bureau buiten het gemeentehuis te brengen, die bezwaren moet men niet gering schatten. Het nadeel voor de botermarkt zal spreker niet ontkennen, doch met dit gebouw zal men jaren geholpen zijn en spreker is het met den Heer Wegerif niet eens, dat dit spoedig te klein zal zijn, te meer niet, daar, mocht door verdere uitbreiding der gemeente, meerdere localiteit noodzakelijk worden, het voorstel toch nooit zou zijn om dit gebouw te vergrooten, maar om een tweede politiepost in te steilen. Dat het gemeentehuis er door ontsierd zou worden, kan spreker niet inzien; integendeel, spreker meent, dat het nog wel aardig zal staan; men kan niet alles opofferen, de praktijk maakt het wenschelijk, dat het bureau aan het gemeentehuis verbonden blijft; geheel het armenwezen komt bij den Burgemeester, voortdurend moet de Inspecteur hierover worden gehoord; ook heeft de Inspecteur voortdurend contact mot de verschillende overige bureaux. Het plaatsen van het gebouw op de Vischmarkt, daar is spreker tegen met het oog op het eventueel later bouwen van andere huizen op particulier terrein. Wat de botermarkt betreft, men kan dat eerst aanzien en zoo noodig er later in voorzien door eene gelegenheid te maken naast het gemeente-magazijn. Er kan daar ook meer ruimte gemaakt worden, daar het niet noodig is de opkoopers van eieren, die daar met manden staan om de eieren in te pakken en veel ruimte innemen, onder de markt toe te laten. Spreker weet er anders ook geen weg op, doch men kan niet vergen, dat het blijft zooals het nu is; het kan er nu soms stinken, wanneer men er komt.

De Heer Mollerus gelooft, dat het eenigszins onbillijk is de meening uittespreken, alsof de Raad tegen dit plan zou zijn, omdat het voor de politie is. Spreker meent, dat door geen enkel lid bezwaar gemaakt is tegen het bouwen van een politie-bureau en wat de thans gebruikte lokalen betreft, ieder heeft het plan van het gemeentehuis goedgekeurd, die lokalen zijn toen niet ongeschikt gevonden. Dat zij nu voor dat doel onvoldoende zijn, spreker gelooft, dat de Raad het daarmede wel eens is, doch dit behoeft toch geen reden te zijn, om de bezwaren, die aan het plan verbonden zijn, op zijde te zetten. Spreker vindt dit plan leelijk, tenzij men het gebouw tegen het gemeentehuis aanzet, in dat geval kan hij met het plan nog medegaan. Het bezwaar van de botermarkt wordt door den Voorzitter erkend, daarvoor zou eene andere gelegenheid moeten gevonden worden, maar welke kosten zijn daaraan verbonden? Het terrein van de Vischmarkt is niet geschikt, maar de reden waarom niet, begrijpt spreker niet.

De Voorzitter zegt, dat bij het plaatsen op de Vischmarkt men over een terrein beschikt zonder vooraf te weten, wat later met het daartegenover gelegen terrein zal gebeuren.

De Heer de Bruin merkt op, dat bij het plaatsen op de Vischmarkt, het gebouw daar ook moet verplaatst worden. De botermarkt gaat niet vooruit, de eierenmarkt wel, doch verscheidene opkoopers met groote manden, die elders buiten de markt gehouden worden, zou men hier ook naar buiten kunnen verplaatsen. De tafels, die er nu staan, zullen er later ook kunnen staan. Een groot gemak is het om het politie-bureau bij het gemeentehuis te houden; in de vergaderingen van Burgemeester en Wethouders kan men zien, dat de Inspecteur telkens bij den Burgemeester moet komen en dan gelooft spreker niet, dat eene betere oplossing is te vinden.

De Heer Schut kan niet toegeven, dat de botermarkt achteruitgaat; men moet ’s morgens om 10 uur de drukte maar eens zien, men kan er haast niet door en met de eieren is het evenzoo. Spreker


deren werden er 234 aangetroffen, die buiten schooltijd in een bedrijf werkzaam waren. Kinderexploitatie door ouders is aan de orde van den dag. Moeten wij er ons dan over verwonderen, dat, volgens het getuigenis der onderwijzers, die kinderen oude mannetjes zijn, die praten over zaken, slapen in school, altijd droomerig zijn, lui en suffig. Zoowel lichamelijk als zedelijk werkt deze arbeid, soms voor erger dan hongerloon verricht, ongunstig en werkt dus juist het tegenovergestelde uit van hetgeen de arbeid behoort te doen. Dit zij genoeg om te doen gevoelen, dat er vele verborgenheden zijn, waarvan de sluier moet worden opgeheven, en dat het duidelijk genoeg is, welken kant wij met onze arbeidswetgeving heen moeten.


Koloniën. — De Indische landbouw gaat blijkbaar een goede toekomst te gemoet. Bonden en vereenigingen beijveren zich meer dan ooit om deze voor Indië zoo rijke bron van welvaart ruimer te doen vloeien, hetgeen o. a. weer blijkt uit de voorgenomen stichting van een Landbouwdorp

in de nabijheid van Buitenzorg, door den Indischen Bond. Het plan bestaat, dit dorp te doen bevolken door een 5 a 6-tal gezinnen en degslijke jongelieden, alles onder toezicht van bekwame landbouwkundigen. De gronden, gekocht door den Indischen Bond, zullen later op naam van de landbouwers worden overgeschreven, onder debiteering van de gemaakte kosten. Om de kolonisatie gemakkelijk te maken, zullen de deelnemers geholpen worden aan het geld voor de eerste ontginningen, den bouw van woningen en voor 6 maanden levensonderhoud. Verbouwd zullen worden rijst, thee, groenten, vruchten, zaden enz., terwijl verder ook pluimvee gefokt wordt. De jongelieden, die in dit Landbauwdorp, tevens praktische opleidingsschool, onderwijs ontvangen, kunnen later zeker uitnemende diensten aan den Indischen Landbouw bewijzen. Uit het door deskundigen in het landschap Pasir (Borneo) ingesteld onderzoek is vrij zeker gebleken, dat deze streek petroleumbronnen bevat. De Regeering

heeft deze streek nu voor den particulieren mijnbouw gesloten verklaard. Eene expaditie naar Boni. — Onze belangrijks Indische buitenbezitting Celebes en onderhoorigheden, waarvan de heer C. A. Kroesen gouverneur is, bestaat uit eene samenvoeging van gouvernementslanden, leenroerige landen en bondgenootschappelijke landen. Het is zeer moeilijk om in zulk een lappendeken orde, rust en vrede te bewaren, en om dit te bevorderen is den gouverneur een ambtenaar toegevoegd, die zijn gaheele loopbaan op Celebes heeft doorgebracht. Dit is de heer J. A. Gr. Biugman, die, onder den titel van resident, als reizend ambtenaar den gouverneur ten zijde staat. Deze resident is met 30 man en een luitenant naar Kendari vertrokken, om den Bonischen prins Pa Taufa met 70 volgelingen te arresteeren, omdat deze het der bevolking lastig maken. Kendari is de zetel van het hoofdbestuur van Laiwoei, een vereeniging van landschappen aan het einde van de zuidoostelijke

landtong van Celebes. Boni heeft daar vroeger zekere hoogheidsrechten uitgeoefend, maar in 1887 heeft Laiwoei met ons een contract gesloten, waardoor die rechten buiten werking zijn gesteld. In 1903 zond de vorst van Boni gezanten naar Laiwoei, welke daar allerlei willekeurige handelingen bedreven, even als te Loewoe en op Noord Flores. De heer Brugman verwijderde de afgevaardigden, maar deze keerden toch terug. Met den vorst van Boni bestond toch al een gespannen verhouding, daar deze oorlogzuchtige neigingen toont. Gouverneur-generaal van Heutsz heeft gezegd: „Waar Boni het waagt de vingers buiten zijn gebied en in ons gebied te steken, zullen wij het gevoelig op de vingers tikken, in plaats van te protesteeren. Wanneer het tot eene werkelijke expeditie mocht komen, zou het den vorst van Boni wel eens kunnen gaan als dien van Lombok. Een der vorstenzonen heeft beproefd zich te Kendari te vestigen en daar gezag