Deze pagina is proefgelezen
EERSTE BOEK.
In dit boek verhaalt de schrijver, hoe hij in 58 v. Chr, de in Gallië binnengedrongen Helvetiërs door den slag bij Bibracte overwon en het overschot dwong naar hun vaderland terug te keeren; verder beschrijft hij den veldtocht tegen den Duitschen hertog Ariovistus, dien hij bij Vesontio versloeg en vervolgens over den Rijn terugjoeg.
1. Gallië in zijn geheel wordt in drie deelen verdeeld, waarvan de Belgen het eene, de Aquitaniërs het tweede, en de volksstammen, die in hun eigen taal Kelten, in de onze Galliërs heeten, het derde deel bewonen. Deze drie stammen verschillen van elkander in taal, instellingen en wetten. De Garumna (Garonne) vormt de grens tusschen Galliërs en Aquitaniërs, de Mátrona (Marne) en de Séquana (Seine) die tusschen Galliërs en Belgen. Van hen allen zijn de Belgen het dapperst; eensdeels, omdat zij zich zeer verre houden van de beschaving en de verfijning der provincie[1] en zeer zelden met vreemde kooplieden in aanraking komen, die weelde-artikelen invoeren, welke
- ↑ d. i.: de provincie Gallia Narbonensis in 't Z. O. van Gallië.