tooid, stelde hij op verschillende punten posten op, die het moesten bewaken, en legde bastions aan, om den vijand des te gemakkelijker, indien hij tegen zijn wil den overgang wilde wagen, af te weren. Als nu de met de gezanten overeengekomen dag was aangebroken en dezen tot hem terugkeerden, verklaarde hij hun, dat hij naar gewoonte en gebruik van het Romeinsche volk aan niemand den doortocht door de provincie kon veroorloven, en voegde de verzekering er bij, hen te zullen terugdrijven, indien zij geweld wilden gebruiken. De Helvetiërs, in deze hoop bedrogen, trachtten nu deels op aaneengekoppelde schepen en verscheidene daartoe gebouwde vlotten, deels door de doorwaadbare plaatsen van den Rhodanus, waar hij het minst diep was, soms bij dag, meermalen 's nachts, zich een weg te banen. Maar bij de sterkte der verschansingen en bovendien door de werpspiesen der telkens snel aanrukkende troepen teruggeworpen, gaven zij deze poging op.
9. Zoo bleef alleen de weg door het gebied der Sequaners open, welken zij echter, wegens zijne lengte, zonder bewilliging der Sequaners niet konden nemen. Zij konden hen echter op eigen hand daar niet toe overhalen, weshalve zij gezanten zonden aan den Haeduer Dumnorix, om door diens bemiddeling de toestemming der Sequaners te verkrijgen. Dumnorix had door zijn persoonlijk aanzien en zijn milddadigheid grooten invloed bij dat volk en was te gelijk met de Helvetiërs bevriend, omdat hij een Helvetische, de dochter van Orgetorix, tot vrouw had; verder zocht hij, daar hij koning wilde worden, een omwenteling te bewerken en wenschte daarom zooveel staten mogelijk door goede diensten aan zich te verplichten. Derhalve nam hij de zaak op zich, verkreeg van de Sequanen den vrijen doortocht voor de Helvetiërs en bewerkte, dat beide volken