Naar inhoud springen

Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/166

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij een aanspraak tot zijn troepen: „Soldaten, de gewenschte gelegenheid is daar: gij hebt den vijand op een voor hem moeilijk en ongunstig terrein in uw macht. Legt nu onder mijn aanvoering dezelfde dapperheid aan den dag, die gij zoo dikwerf onder den opperbevelhebber hebt getoond, denkt u, dat hij tegenwoordig en ooggetuige is." Te gelijk liet hij het leger zich tegen den vijand richten en in gevechtsstelling opmarcheeren. Enkele escadrons zond hij weg tot dekking van den trein, de overige ruiterij verdeelde hij op de vleugels. De onzen hieven een krijgschgeschreeuw aan en wierpen hun werpspiesen op de vijanden. Toen dezen nu, tegen hun verwachting, hen, die zij zoo even nog op de vlucht geloofden, ten aanval tegen zich zagen aanrukken, waren zij niet in staat dezen aanval te weerstaan, maar werden bij het eerste samenstooten op de vlucht geworpen en ijlden naar de naastbijzijnde bosschen. Labienus vervolgde hen met zijn ruiterij, doodde er velen, en maakte een betrekkelijk groot aantal gevangenen. Weinige dagen later onderwierpen de Trevirers zich. Want de Germanen, die te hulp kwamen, gingen op het bericht van hun vlucht weer naar huis terug, en met hen te gelijk verlieten ook de verwanten van Indutiomarus, den aanstokers van den opstand, het land. Cingetorix, die van 't begin af, zooals wij gezegd hebben, trouw gebleven was, kreeg nu het oppergezag en het opperbevel.

9. Inmiddels was ook Caesar uit het land der Menapiërs in het gebied der Trevirers aangekomen. Hij besloot nu om twee redenen over den Rijn te gaan vooreerst, omdat men van daar hulptroepen aan de Trevirers tegen hem had gezonden, en ten andere wilde hij Ambiorix den terugtocht daarheen afsnijden. Dientengevolge begon hij iets boven de plaats, waar hij vroeger de rivier was overstoken, een brug te slaan. Daar de wijze van het