Naar inhoud springen

Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/168

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Romeinsche leger tot hen waren gekomen, met al hun strijdkrachten en de bondstroepen, die zij hadden opgeroepen, zich diep in het binnenste van hun land hadden teruggetrokken. Daar was een woud van onbegrensde uitgestrektheid, het woud Bacenis,[1] dat zich diep in Germanië uitstrekte en den Cherusken, zoowel als den Sueben, als een natuurlijke muur diende tegen wederzijdsche gewelddadigheden en strooptochten. Aan den ingang van dit woud wilden de Sueben de Romeinen afwachten.

11. Hier op deze plaats schijnt het niet ongepast, over de zeden der Galliërs en der Germanen en over het onderscheid tusschen deze beide naties een en ander in 't midden te brengen. In Gallië zijn niet alleen in alle staten, gouwen en gemeenten, maar haast ook in elk huis partijen. Aan het hoofd dier partijen staan mannen, die volgens de openbare meening geacht worden het grootste aanzien te bezitten, en aan hun goeddunken en oordeel staat de hoogste beslissing bij alle verhandelingen en besluiten. Deze inrichting is daarom, zooals het schijnt, in oude tijden getroffen, om den gemeenen man tegen een machtigere te beschermen. Want geen partijhoofd duldt, dat de zijnen worden onderdrukt en misleid; in het tegenovergestelde geval heeft hij allen invloed bij zijn partij verloren. Dezelfde verhouding bestaat in 't groot in geheel Gallië; want alle staten onder elkander vormen twee partijen.

12. Toen Caesar in Gallië kwam, stonden aan het hoofd der eene partij de Haeduërs, aan het hoofd der andere de Sequaners. Deze laatsten waren op zichzelf de zwaksten, want de Haeduërs hadden reeds van oudsher het hoogste aanzien en talrijke staten, die onder hun bescher-

  1. Caesar bedoelt daarmede het Thüringerwoud.