Naar inhoud springen

Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/172

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

daar de vrees voor den dood er door wordt gebannen. Buitendien leeren zij nog veel van de sterren en haar beweging, van de grootte der wereld en der aarde, van het wezen der dingen, van de macht en het gezag der onsterfelijke goden, en dit alles brengen zij de jeugd bij.

15. De andere stand is die der Ridders. Wanneer de nood het eischt en een oorlog uitbreekt, wat vóór Caesars komst bijna ieder jaar geschiedde, namelijk, dat zijzelf vijandelijke invallen deden, of zich daartegen verweerden, nemen allen aan den oorlog deel. Hoe aanzienlijker van geslacht en rijker een ridder is, des te meer dienstmannen en hofhoorigen hij om zich heeft. Dat is de eenige maatstaf voor macht en invloed, dien zij kennen.

16. De geheele Gallische natie is buitengewoon bijgeloovig, en daarom brengen zij, die door een zware ziekte zijn bezocht, en zij, die gevechten en gevaren te gemoet gaan, menschenoffers, of leggen een gelofte af, zulks te zullen doen, waarbij dan de Druïden de godsdienstige plechtigheden hebben te verrichten. Zij meenen namelijk, dat de majesteit der onsterfelijke goden niet kan worden bevredigd, indien niet voor een menschenleven een ander wordt in de plaats gegeven. Ook van staatswege vinden zulke offers regelmatig plaats. Anderen hebben modellen van ontzaggelijke grootte, wier van vlechtwerk gevormde ledematen met levende menschen worden opgevuld; dan steekt men ze van onderen aan en de menschen komen in de vlammen om. Terechtstellingen van dieven, straatroovers, of andere zware misdadigers houden zij voor aangenamer aan de goden; maar, als het aan dergelijke lieden ontbreekt, dan neemt men ook wel onschuldigen als slachtoffers.

17. Onder de goden vereeren zij het hoogst Mercurius; van hem ziet men de meeste standbeelden, hem vieren zij als den uitvinder van alle kunsten; hij geldt als een gids