ten af. Want zij hebben geen Druïden voor de leiding van den godsdienst en zij stellen weinig prijs op offers. Zij gelooven alleen aan zulke goden, als zij zien en van wie zij op een in het oog vallende wijze voordeel hebben, zooals de Zon, het Vuur en de Maan; de overige goden kennen zij zelfs niet bij name. Hun gansche leven is verdeeld tusschen jacht en wapenoefeningen. Van der jeugd af harden zij zich door arbeid en vermoeienissen. Die het langst de kuischheid hebben bewaard, oogsten den hoogsten lof onder de hunnen. Daardoor wordt, naar hun meening, de groei bevorderd, de krachten gesterkt, de zenuwen gestaald. Voor zijn twintigste jaar omgang te hebben met een vrouw achten zij de grootste schande. En toch maakt men van het geslachtsverschil geen geheim, want beide seksen baden gemeenschappelijk in de rivieren en dragen vellen van dieren, of korte pelsen, waarbij een groot deel des lichaams onbedekt is.
22. Op landbouw leggen zij zich niet toe; hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit melk, kaas en vleesch. Niemand heeft een bepaalde hoeveelheid land of eigendommen; maar de overheden en vorsten wijzen telken jare aan de geslachten en bloedverwantschappen en aan hen, die zich tot dat doel vereenigden, zooveel land, met aanduiding van de plaats, aan, als zij goedvinden, en laten hen dan het jaar daarop ergens anders heengaan. Voor deze manier van doen geven zij vele redenen aan: door voorliefde voor blijvende woonplaatsen zou de krijgshaftige zin ondergaan in den lust tot den akkerbouw; men zou er naar streven, uitgestrekte goederen te verkrijgen; de rijken zouden de armen uit hun bezittingen verdrijven; men zou bij de inrichting der huizen te nauwkeurig er op letten, zich tegen koude en hitte te beschermen; er zou hebzucht, de gewone bron van partijen en twisten, ont-