dende, aan en hieuw hen grootendeels neder; de overigen zochten hun heil in de vlucht en verborgen zich in de dichtstbijzijnde bosschen. Het waren de Helvetiërs van de gouw Tigurinus; Helvetië is namelijk in vier gouwen verdeeld. Juist die stam was het, die op een krijgstocht ten tijde van onze vaderen, den consul Lucius Cassius had gedood en zijn leger onder het juk gezonden. Zoo moest, hetzij door het toeval, hetzij naar het raadsbesluit der onsterfelijke goden, juist dat deel der Helvetiërs het eerst boeten, dat aan het Romeinsche volk een zoo groot onheil had berokkend. Door deze overwinning wreekte Caesar niet slechts een den staat, maar ook hem persoonlijk rakend onrecht; want de Tiguriners hadden in denzelfden slag, waarin Cassius was gebleven, ook den legaat[1] Lucius Piso, den grootvader van Caesars schoonvader. Lucius Piso, gedood.
13. Na dit gevecht sloeg Caesar een brug over de Arar, om de overige Helvetiërs te kunnen inhalen, en voerde alzoo zijn leger er over. Zijn plotselinge aannadering maakte op de Helvetiërs grooten indruk, daar zij zagen, dat hij in één dag over de rivier was gegaan, wat zij met moeite nauwelijks in twintig dagen hadden volbracht. Zij zonden daarom gezanten tot hem, aan wier hoofd stond Divico, die in den veldtocht tegen Cassius aan de spits der Helvetiërs had gestaan. Hij gaf Caesar het volgende te kennen: Indien het Romeinsche volk vrede wilde maken met de Helvetiërs, dan waren zij bereid daarheen te gaan en zich daar te vestigen, waar Caesar hun een woonplaats zou aanwijzen; maar volhardde hij in den oorlog tegen hen, dan moest hij eens denken aan de vroegere nederlaag der Romeinen en aan de oude dapperheid der Helvetiërs. Wanneer
- ↑ Een legaat commandeert een legioen. Een legioen telt gewoonlijk 4000 man.