hij onverwachts één stam had aangevallen, terwijl zij, die de rivier al waren overgegaan, den hunnen niet konden te hulp ijlen, dan moest hij daarom toch niet bijzonder op zijn dapperheid pochen, of hen daarom geringschatten. Zij hadden van hun vaderen en voorvaderen geleerd, zich in den strijd meer op dapperheid, dan op list of hinderlagen te verlaten. Weshalve hij zich ervoor mocht hoeden, dat de plaats, waar zij thans legerden, naar een nederlaag van het Romeinsche volk en de vernietiging van zijn leger werd genoemd, of de herinnering daaraan levendig hield.
14. Caesar antwoordde hun, dat hij juist daarom te vastberadener was, omdat hij de gebeurtenissen, waaraan de Helvetische gezanten hadden herinnerd, niet vergeten was, en met te grooter smart daaraan dacht, naar mate het Romeinsche volk dat lot des te minder had verdiend. Want was het zich een of ander onrecht bewust geweest, het zou gemakkelijk op zijn hoede hebben kunnen zijn; maar het had zich juist daardoor laten misleiden, dat het zich geen enkele handeling bewust was, om een oorzaak tot vrees te hebben, en omdat men meende zonder reden niet bezorgd te moeten zijn. En al wilde hij den ouden smaad vergeten, zou hij ook hun jongste onrecht kunnen vergeten, dat zij tegen zijn gebod met geweld zich den doortocht door de provincie hadden trachten te banen; dat zij de Haeduers, de Ambarren, de Allobrogen hadden mishandeld? Het verried denzelfden geest, wanneer zij zich zoo onbeschaamd op hun overwinning beroemden en zich verwonderden, dat hij zoolang hun gewelddadigheden ongestraft had verdragen. Immers, de onsterfelijke goden plachten de menschen, die zij voor hun misdaad wilden straffen, niet zelden geluk en langdurige straffeloosheid te schenken, om hen dan des te smartelijker den plotse-