Naar inhoud springen

Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hadden bereikt en de onzen hen op de hielen volgden, vielen de Bojers en Tulingiërs, die met ongeveer vijftien duizend man de vijandelijke achterhoede vormden en den trein dekten, op marsch de onzen in de ongedekte flank aan en overweldigden hen, waarop de Helvetiërs, die zich op den berg hadden teruggetrokken, dit ziende, wederom begonnen aan te vallen en het gevecht te vernieuwen. De Romeinen maakten een zwenking en drongen in twee kolonnen voorwaarts; de eerste en tweede slaglinie maakten front tegen de reeds geslagen en teruggeworpen Helvetiërs, de derde weerde den aanval der juist aanrukkende Bojers en Tulingiërs af.

26. Zoo werd in onbeslisten kamp lang en heftig gevochten. Toen de vijanden den aanval der onzen niet langer konden weerstaan, trokken de Helvetiërs, zooals zij reeds begonnen waren, naar hun berg terug, terwijl de Bojers en de Tulingiërs zich naar den tros en naar de wagens begaven.

In dit geheele gevecht, dat van de zevende ure[1] tot den avond heeft geduurd, zag men geen enkelen vijand vluchten. Tot laat in den nacht is er ook nog bij de bagage gestreden. Want zij hadden uit hun wagens een wagenburg gevormd en schoten van boven af op onze aanrukkende troepen, terwijl sommigen, tusschen de karren en raderen staande, hun werpspiesen in de hoogte slingerden en de onzen verwondden. Na langen strijd maakten wij ons meester van den trein en van de legerplaats. Daarbij werden Orgetorix' dochter en een van zijn zonen door de onzen gevangen genomen. Er waren na dit gevecht nog ongeveer 130.000 menschen over; dezen marcheerden den heelen nacht aan één stuk door en kwamen, zonder gedu-

  1. Ongeveer één uur namiddags.