Naar inhoud springen

Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/30

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

rende een oogenblik van den nacht zelfs hun tocht te hebben afgebroken, op den vierden dag in het gebied der Lingonen, terwijl de onzen wegens de zorg voor de verwonden en de teraardebestelling der gesneuvelden drie dagen oponthoud hadden en hen niet konden vervolgen. Doch Caesar zond brieven en boden aan de Lingonen, met den eisch, dat zij de Helvetiërs noch met koorn noch met iets anders van dienst zouden zijn; anders zou hij met hen als met de Helvetiërs handelen. Na verloop van drie dagen zette hij hen met al zijn troepen na.

27. Door gebrek aan alles tot het uiterste gebracht, zonden de Helvetiërs gezanten tot Caesar, om hem hun onderwerping aan te bieden. Zij troffen hem op den marsch aan, wierpen zich aan zijn voeten neder en smeekten deemoedig onder tranen om vrede. Caesar beval hun, in hun tegenwoordige legerplaats zijn aankomst af te wachten, wat zij deden. Daar gekomen eischte hij van hen gijzelaars, de uitlevering van wapenen en der overgeloopen slaven. Toen het intusschen, terwijl deze werden bijeengezocht en tezamengebracht, nacht was geworden, verlieten ongeveer 6000 man uit de gouw der Verbigeners, hetzij uit vrees, dat zij na uitlevering der wapenen zouden worden neergehouwen, hetzij in de hoop, dat hun vlucht, bij de groote menigte van gevangenen, voor Caesar geheel zou verborgen blijven, of in 't geheel niet zou bemerkt, worden, bij het aanbreken van den nacht de legerplaats en sloegen de richting in naar den Rijn en het gebied der Germanen.

28. Toen Caesar dit te weten kwam, zond hij den volken, door wier gebied zij waren getrokken, bevel, de vluchtelingen op te zoeken en uit te leveren, indien zij zelf niet voor medeschuldig wilden gehouden worden. De teruggebrachten behandelde hij als vijanden en, na de gijzelaars, wapenen en over-