loopers in ontvangst genomen te hebben, nam hij de onderwerping van alle overigen aan. Den Helvetiërs. Tulingiërs en Latoviciërs beval hij naar hun verlaten land terug te keeren en, omdat zij na het verlies van al hun graan thuis niets hadden te eten, gelastte hij den Allobrogen, hun den noodigen koornvoorraad te leveren; hun steden en dorpen, die zij hadden in brand gestoken, moesten zijzelf op zijn bevel weder opbouwen. Caesar handelde vooral daarom zoo, omdat hij niet wilde, dat het land der Helvetiërs verlaten bleef; anders mochten soms wegens de vruchtbaarheid der akkers de Germanen van over den Rijn naar Helvetië trekken en aldus de naaste buren der provincie Gallië en der Allobrogen worden. Aan de Haeduërs stond hij toe, op hun verzoek, de Bojers, wegens hun bekende, uitstekende dapperheid, in hun land op te nemen. De Haeduërs gaven hun nu land en kenden hun later gelijke rechten en vrijheden toe, als zijzelf hadden.
29. In de legerplaats der Helvetiërs werden lijsten in Grieksch schrift gevonden en aan Caesar gebracht, die een berekening bevatten van het getal der uit hun land getrokken en strijdbare mannen, bij name aangewezen, benevens een afzonderlijke opgave der kinderen, vrouwen en grijsaards. In ' t geheel beliep het getal der Helvetiërs 263.000 hoofden, der Tulingiërs 36.000, der Latoviciërs 14.000, der Rauriciërs 23.000, der Bojers 32.000. Van deze allen konden er ongeveer 92.000 de wapenen dragen. Alles en alles waren het circa 368.000 hoofden. Het getal van hen, die naar huis terugkeerden, bedroeg na de op Caesar's bevel gehouden telling 110.000.
30. Na het beëindigen van den Helvetischen oorlog kwamen gezanten uit bijna geheel Gallië, de opperhoofden der staten, tot Caesar, om hem geluk te wenschen. Ofschoon, zoo zeiden zij. Caesar slechts de Helvetiërs voor de oude beleedigin-