gen, het Romeinsche volk aangedaan, door dezen oorlog had gestraft, begrepen ze toch, dat zulks voor Gallië niet minder nuttig was, dan voor de Romeinen, daar de Helvetiërs bij den bloeienden toestand huns lands slechts daarom waren uitgetrokken, om geheel Gallië te beoorlogen en, na de onderwerping ervan, voor zich het best gelegen en vruchtbaarste deel van Gallië tot woonplaats uit te kiezen en de overige staten cijnsbaar te maken. Zij verzochten Caesar, hun toe te staan met zijn bewilliging een algemeenen landdag voor geheel Gallië tegen een bepaalden dag uit te schrijven; zij wilden na gemeenschappelijk besluit enkele beden tot hem richten. Toen het verlof was verkregen, bepaalden zij den dag voor hun samenkomst en verbonden zich onder eede, dat met uitzondering van hen, wien het met gemeen overleg was opgedragen, niemand iets van het verhandelde zou bekend maken.
31. Nadat deze landdag was uiteengegaan, keerden dezelfde hoofden der staten, die al vroeger bij Caesar waren geweest, naar hem terug en verzochten hem om in 't geheim met hem hun en aller welzijn te bespreken. Toen Caesar hun ook dit toestond, wierpen zij zich allen onder tranen aan zijn voeten, verklarende, dat zij in dezelfde mate zich beijverden en er naar streefden, dat hunne mededeelingen werden wenschen ingewilligd geheim gehouden, als dat hun werden; want lekte er iets van uit, dan zagen zij den pijnlijksten dood voor oogen. De Haeduër Diviciacus voerde in hun naam het woord: " Geheel Gallië was in twee partijen verdeeld; aan het hoofd der eene stonden de Haeduërs, aan het hoofd der andere de Arverners. Vele jaren hadden deze beiden om het hevigst om de opperheerschappij gestreden; eindelijk was het ertoe gekomen, dat zoowel door de Arverners als door de Sequaners Germanen in soldij werden genomen.